Klassieke winterlandschappen worden al sinds de 16e eeuw in onze contreien gemaakt. Het is een oeroude traditie, die in 1565 begon toen Pieter Bruegel het beroemde kunstwerk ‘De terugkeer van de jagers’ schilderde. Wie deze ‘oerknal’ van het Nederlandse wintergenre in levende lijve wil zien, moet daarvoor tegenwoordig 1150 kilometer reizen. Naar de Gemäldegalerie van het Kunsthistorisches Museum in Wenen.
Terwijl dit schilderij dus naar Oostenrijk is verhuisd, blijven kunstenaars in onze contreien nog steeds winterschilderijen maken. Niet alleen nostalgische romantici, maar ook gevestigde kunstenaars (die zich normaliter uitleven in talrijke, moderne kunststromingen) blijven vaak dit oer-Hollandse genre trouw.
Uiteraard signeren ze dan met een schuilnaam, om ‘hun merk’ geen schade toe te brengen.
Want wie naam heeft gemaakt als surrealist, kubist, constructivist of dadaïst, kan zich uiteraard niet veroorloven ineens met geromantiseerde taferelen van schaatsers, sneeuwbedekte daken en koek en zopie-tenten voor de dag te komen. Dat maakt je als eigentijds kunstenaar in éen klap salon-unfähig.
Zoals gezegd, de winterlandschappen blijven ondanks alle -ismen in de kunstenwereld, razend populair bij het ‘gewone volk’. En ook voor een kunstenaar geldt: de schoorsteen moet wel blijven roken.
Zo overleefde dit ‘democratisch’ genre veel kunststromingen in de afgelopen eeuwen. En worden er nog steeds winterschilderijen gemaakt, geheel in de oeroude traditie die door de Vlaming Pieter Bruegel ooit werd ingezet.
Bruegels schilderij uit 1565 toont ons jagers die, met weinig buit, bij het vallen van de avond, door een besneeuwd landschap huiswaarts keren. We zien ze op de rug terwijl ze in de diepte kijken naar een bevroren vijver waarop talrijke mensen vrolijk schaatsen. Bruegels schilderij is zowel een sneeuwgezicht als een ijsgezicht.
Opvallend is dat, na de opsplitsing van de Nederlanden in Noord en Zuid, de Belgische kunstenaars vooral sneeuwgezichten zijn gaan schilderen. Op Nederlandse winterlandschappen zien we daarentegen vooral veel ijs. Het ‘zwart’ van het ijs en het ‘wit’ van de sneeuw markeren de scherpe scheiding der geesten van Noord en Zuid. De wereldberoemde cultuursocioloog Geert Hofstede bevestigt dat beeld: “In feite liggen geen twee landen met een gemeenschappelijke grens en een gemeenschappelijke taal cultureel zo ver uit elkaar als Nederland en Vlaams België.”
De drie hier hierboven getoonde, klassiek ogende winterse landschappen zijn door een eigentijdse ‘meester in het vak’ gemaakt. Opmerkelijk is dat hij de Nederlandse focus op (zwart) ijs combineert met de Belgische op (witte) sneeuw. Helemaal in lijn met de ‘uitvinder’ van het oorspronkelijke genre, Bruegel, zou je zeggen. Zou het gemaakt zijn door een schilder van Brabantse huize? Iemand die zich verwant voelt met beide culturen?
Er is bijna geen informatie over de maker van de schilderijen, H. van Elshout te vinden. Van hem weten we alleen “dat hij zwerft door de polders van de Alblasserwaard” en “dat zijn werk alleen maar sporadisch verkrijgbaar is”. Verder doet het gerucht de ronde dat “hij een nog levende, oude schilder is die er alles aan doet om anoniem te blijven”.
Alle mystificatie ten spijt, H. van Elshout is hoe dan ook, een voortreffelijke schilder. En ooit zullen we vast wel achterhalen wie zich achter die naam verschuilt.
Naschrift:
Het derde hierboven getoonde schilderij, waarop een voortrazende trojka te zien is, wijkt grondig af van de twee vorige. Ik beschrijf dit werk op deze pagina .