Onlangs kocht ik op een veiling, voor niet meer dan 21 euro, twee prachtige, oude waterverfschilderijen. Daar begon het mee.
In eerste instantie was onduidelijk wie ze gemaakt had, maar toen ze per post bij mij thuis arriveerden, ontdekte ik op een van beide schilderijen de naam van de kunstenaar ‘H. O’Brien’. Daarnaast stond het jaartal ‘1853’. Wie was H. O’Brien en wat staat op de aquarellen precies afgebeeld? Op internet vond ik maar één vermelding van de kunstenaar. Nota bene op de website van het prestigieuze Britse veilinghuis Christie’s, dat in 2017 twee andere aquarellen van deze 19e eeuwse schilder aanbood. Eén van die schilderijen was ooit gemaakt in het Britse graafschap Norfolk. In mijn speurtocht naar meer informatie over deze ‘H. O’Brien’, was dit eigenlijk het enige aanknopingspunt: Norfolk.
Nu zijn er op Facebook duizenden, misschien wel miljoenen, groepen actief waar mensen hun hobby’s of interesses met anderen uitleven. Eén van die groepen heet ‘Norwich and Norfolk history ’en daar meld ik mij voor aan. Je wordt niet zomaar ergens lid van, maar ik kom door de ballotage en plaats gelijk twee afbeeldingen van mijn schilderijen op de groepspagina, vergezeld van deze tekst:
“Een vraag. Onlangs kocht ik deze twee aquarellen waarop we prachtige winterlandschappen zien in Norfolk in 1853. De naam van de kunstenaar is H. O’Brien. Weet misschien iemand iets over deze schilder, of de plekken die hij hier heeft afgebeeld?”
Ik krijg vrijwel direct respons. 44 Mensen vinden mijn bericht ‘leuk ’en 8 zelfs ‘geweldig’. Gelukkig komen er al snel reacties, ‘posts’ zoals dat heet. De eerste is weinig hoopvol en komt van iemand die zich ‘Margareth Robbins’ noemt. Zij oppert: “Ik wil de pret niet bederven, maar dit zijn geen huizen zoals we die in Norfolk kennen. Maar misschien heb ik het wel helemaal verkeerd?”
Deze ‘Margareth Robbins’ krijgt gelijk lik op stuk van ‘Olivia Orke ’die dit bericht plaatst: “Dan zou ik wel eens van je willen weten hoe volgens jou huizen in Norfolk uitzien? Ik kom uit Norfolk, ben iemand van zeventig, en heb hier hier veel verschillende type huizen gezien. Het zijn hier niet allemaal rieten huisjes!”
Ik zie nu een conflict in de notendop ontstaan. Maar mijn vrees is ongegrond, want ‘Margareth Robbins’ reageert opgewekt met: “Ik kom ook uit Norfolk, ben een echte ‘Norfolkse deegbal’, zoals je dat noemt, 68 jaar oud. Maar ik vind dat de gebouwen er Hollands uitzien. Aan de ander kant: er kwamen in vroegere tijden veel wevers uit Nederland naar Norfolk en die hebben invloed gehad op onze architectuur.”
Gelijk daarop reageert ‘Olivia Orke ’weer, die zich direct tot ‘Margareth Robbins’ richt:
“Mijn meisjesnaam is Webster. Ik heb me een beetje verdiept in de geschiedenis van onze familienaam. Oorspronkelijk waren wij wevers, afkomstig uit Europa. Ze kwamen eerst naar Engeland en vertrokken daarna naar Schotland als schaapherders!”
Ze raakt nu kennelijk een gevoelige snaar bij ‘‘Margareth Robbins’’:
“Dag Olivia Orke, mijn meisjesnaam is Clarke, wij komen van Lancashire, maar van mijn moeders kant zijn we echte inboorlingen van Norfolk! Feitelijk hebben we Noormannen bloed! Nooit over getwijfeld, vaak vertel ik mijn kleinkinderen, dat ze echte Vikings zijn!”
Die twee hebben elkaar helemaal gevonden, dat is duidelijk, maar mijn oorspronkelijke vraag is totaal op de achtergrond geraakt. Ik heb het nakijken. Waarschijnlijk maken de twee nu onderling, en achter mijn rug om, een live afspraak in de plaatselijke gebakjeszaak van Norwich, de hoofdplaats van de regio. Roerend in hun theekopjes zie ik ze daar, onder het genot van een ‘apple pie’ met slagroom keuvelen over schaapherders, Vikingen en andere voorouders.
Ik ben weliswaar niets opgeschoten, maar toch opgelucht dat hun onenigheid met een sisser is afgelopen. Je ziet erger op internet. Intussen dient zich een volgende potentiële brandhaard aan als ‘Andy Whall ’ten tonele verschijnt. Hij zegt dit over mijn twee schilderijen: “Misschien een beetje flauw. Maar de afbeeldingen lijken meer op iets uit een Disney-tekenfilm zoals Sneeuwwitje.”
Dat is nog eens opbouwend meedenken. Ik weersta gelukkig de neiging iets cynisch terug te zeggen en besluit serieus op zijn opmerking in te gaan: “De aquarellen zijn geschilderd in 1853, in het tijdperk van de Romantiek. Vanuit ons perspectief lijkt het misschien op Disney, maar meneer Disney moest toen nog geboren worden.”
‘Andy Whall ‘ reageert vrijwel direct: “Bedankt voor de informatie, maar je begrijpt wat ik bedoel. Misschien heeft onze goede vriend Walt Disney zich wel laten inspireren door deze schilder O’Brien. Het is in ieder geval een gedachte waarmee je verder kunt.”
Nee dus. Maar gelukkig komen nu eindelijk de eerste serieuze reacties binnen van mensen die de afgebeelde landschappen op de aquarellen menen te herkennen. Zoals ‘Mary Tross’ die uitgelaten reageert met: “Dit is het plaatsje Ingworth dat ik zo goed ken!” Of ‘Marwood Stuart’ die oppert: “Longwater Lane??” Vervolgens oppert ‘Judith Beaumont’: “Het zou wel eens Cringleford Bridge kunnen zijn..…”
Braaf zoek ik al de genoemde plekken op internet op, maar vind amper gelijkenissen met mijn aquarellen. Chaos alom dus. Als een duveltje uit een doosje verschijnt bovendien weer die grappenmaker ‘Andy Whall’, de man die Walt Disney opvoerde, ten tonele:“Ik denk niet dat het Ingworth is, want op het schilderij zie je de kerk niet, en die is van voor 1853. Dus die kerk had dan op het schilderij moeten staan.” De eerder genoemde ‘Mary Tross’ laat zich hierdoor niet uit het veld slaan. Bij haar zijn kennelijk jeugdherinneringen opgeroepen, die zich niet zo maar laten afremmen. Onvervaard en ‘Andy Whall’ compleet negerend, vervolgt ze: “Ingworth is een klein dorpje in Norfolk, en Lady Hore woonde daar. En ik heb daar de Douglas Bader ontmoet in 1956.”
Lady Hore? Douglas Bader? Na al die valse aanwijzingen over de mogelijke locaties, voel ik me ook nog eens genoodzaakt na te pluizen wie Lady Hore (een lokale weldoenster) en Douglas Bader (een oorlogsheld) zijn. Intussen is één ding is kraakhelder: het gaat grandioos de verkeerde kant op met mijn naspeuringen. Mensen beginnen nu in het wilde weg te associëren. Daardoor dreigt mijn vraag te verdwijnen in een zee van herinneringen die in de groep gretig met elkaar gedeeld worden.
Door toedoen van mijn berichtje kan het nog erg druk worden in die gebakjeszaak in Norwich.
Nog erger wordt het als ‘Paul Ghovewell’ opduikt die bij hoog en laag beweert te weten dat het schilderij op het vasteland van Europa gemaakt is. Ook hij denkt Hollandse huizen te zien. En ook de schilderstijl vindt hij typisch Hollands. “De woningen lijken in niets op de afbeeldingen van woningen van Norfolk uit die dagen. De kleding die de mensen dragen ziet er ook meer continentaal uit.” Terug bij af?
Tot overmaat van ramp dient zich bovendien een nieuwe grappenmaker aan, ‘Billy Stighe’ die doodleuk oppert: “Een van de aquarellen laat een huis zien dat absoluut ‘het huisje op de prairie ’is, het enige wat ontbreekt zijn de 13 kinderen.” Het is een wat pesterige opmerking van de man, zo blijkt als ik uitzoek, wat hij precies bedoelt met dat ‘huisje op de prairie’. Het blijkt de titel te zijn van een oubollige Amerikaanse serie uit de jaren ’70, die ook ooit door de EO in Nederland, als een voorbeeld van vrome rechtschapenheid, is uitgezonden.
Ik kijk eens naar de profielfoto van ‘Billy Stighe’ op Facebook en zie hem, tussen twee vrienden, op het terras van een (je gelooft het niet) gebakszaak zitten.
De vertwijfeling slaat nu bij mij toe, maar precies op dat moment dient zich ‘Martin Mynott ’aan, een heuse Doctor Watson met recherche-kwaliteiten. Als pensionado beschikt hij over een zee van tijd, vertelt hij. En hij blijkt een ras speurder te zijn. Bloedserieus is hij, terwijl de anderen op de website in het rond kletsten, in de materie gedoken en nu overlaadt hij mij met feiten die hij her en der, vooral in het krantenarchief van de Engelse National Library, heeft opgeduikeld.
‘Martin’, alias Doctor Watson, meldt vol trots: “De Henry O’Brien die ik heb gevonden, was een reislustig type! Hij is geboren in het Londense Islington. In 1851 is hij huurder in een sjiek pension in de Britse badplaats Plymouth, in 1852 zien we hem terug als manager van een bekend Frans zangkoor, ‘de Bearnais Singers ’die tussen 1852 en 1857 jarenlang rondtoerden door Engeland. Ze waren razend populair. De Britse koningin Victoria was hun beschermvrouwe en dat wil wat zeggen. Tijdens hun optreden in de koninklijke schouwburg van Chester, noemt een plaatselijke krant de naam van de manager van de groep. Het gaat dus om Henry O’Brien, onze schilder die door dezelfde krant een ‘eminente kunstenaar ’wordt genoemd. De man stelt 12 aquarellen van zijn hand tentoon in de foyer van het theater.”
“In 1861 logeert deze O’Brien in een hotel in Reading, en daarna in het kuuroord Bath. In het gastenboek meldt hij daar dat hij ‘professor in talen’ is. Verder lezen we in datzelfde boek dat hij ongehuwd is. Ik ben er vrij zeker van dat het allemaal dezelfde man is die we zoeken. Ik vind voorlopig nog geen andere voorbeelden van werk van H. O’Brien. Maar ik zoek verder…..”
Dit is meer dan ik had durven dromen. Ik loop nu over van dankbaarheid en overstelp mijn Watson met complimenten: “Martin Mynott, brilliant, I’m stunned. And very grateful….You brought ‘my ’artist to life.”
Hij antwoordt kwiek:
“Graag gedaan! Ik heb er enorm van genoten om mij hierin te verdiepen. Uit eerdere ervaringen weet ik dat alles wat we hebben gevonden consistent aantoont dat we naar één persoon kijken en niet naar, bijvoorbeeld, een combinatie van twee. Dat gezegd hebbende, is er geen onweerlegbaar bewijs dat dit jouw kunstenaar is, maar ik denk wel dat het zeer waarschijnlijk is. Overigens heb ik ‘ArtUK’ en ‘Watercolour World’ al vroeg gecontroleerd en niets gevonden. Op dezelfde manier heb ik niets teruggevonden in de oude tentoonstellingscatalogi van de Koninklijke Academie – ze zijn altijd de moeite waard om te controleren. Ik heb echter nog wat Google-zoekopdrachten geprobeerd en kwam de titel van een ander werk van de schilder tegen: ‘The Alchemist in his Study’, gedateerd 1851 en gesigneerd ‘H O’Brien’. Een zeer intrigerende kunstenaar! Als ik nog iets bedenk, laat ik het je weten. Mooie aankoop van jou trouwens.”
Tot slot stuurt dezelfde Martin, mijn ‘Watson ’dus, een afbeelding van een krantenartikel van een veiling in de Ierse plaats Cork, op 17 mei 1851. Daaruit blijkt dat er van Henry O’Brien niet één (‘The Alchemist’), maar meerdere aquarellen aangeboden werden. Schilderijen die hij gemaakt heeft op zijn reizen door Nederland en door… Normandië.
En nu ik opnieuw naar mijn aquarellen kijk, valt me op hoezeer de huizen die O’Brien heeft afgebeeld op die in Normandië lijken.
Wellicht moet ik daar eens bij een groep te rade gaan