In het begin van de 19e eeuw, tijdens de hoogtijdagen van de Romantiek dus, werd het schilderen in de buitenlucht populair. De grootmeester van het landschapsgenre, Koekkoek, vond dat je nergens anders dan buiten in de bossen, langs rivieren onder de wolkenhemel je inspiratie kon vinden. “De natuur is het perfecte schilderij”, hield hij zijn leerlingen voor.
De natuur was, behalve een rijke inspiratiebron, ook een belangrijke leerschool, waar je je kon bekwamen in het levensecht naschilderen van bomen, dieren, rivieren, wolken en vooral ook: perspectief.
Ergens in 1826 (die datum staat onderaan de kleurenschets vermeld) toog de jonge en nog beginnende kunstschilder Cornelis Gerrit Verburgh (1802-1879) de natuur in. Hij tekende een houtzaagmolen langs een meanderend riviertje in het polderland.
Een typisch Hollands tafereel dat je trouwens, toen Verburgh de schets maakte, overal in Nederland konden tegenkomen. Want er stonden rond 1830 zeker 10.000 van deze molens in ons land. Het lijkt dus, zo op het eerste oog, onbegonnen werk om vast te stellen waar Verburgh de schets precies maakte. Toch kun je dankzij minuscule details op de tekening de exacte plek detecteren.
Kijk maar met me mee en vergeet, voor even maar, de dominante voorgrond. We verleggen onze focus naar de achtergrond, waar we aan de horizon een aantal torens zien staan. De meest rechtse toren is weliswaar hoog, maar toch weinig karakteristiek. Dit soort torens staat in veel Nederlandse steden, zoals in Groningen, Amerongen, Amersfoort en Utrecht en biedt dus weinig houvast. Maar een eind links van de toren zien we een andere, wel degelijk eigenaardige toren met een spits, omringd door vier piepkleine hoektorentjes.
Juist deze markante toren verraadt waar we precies zijn: het is namelijk de 75 meter hoge ‘oude Jan’ (ook wel ‘scheve Jan’ genoemd) van Delft. De toren staat bijna 2 meter uit het lood en het scheelde weinig of hij was in 1843 van de aardbodem verdwenen. In dat jaar besloot de gemeenteraad van Delft namelijk dat een groot deel van de toren afgebroken moest worden. Lokale aannemers hebben indertijd voorkomen dat het besluit daadwerkelijk uitgevoerd werd.
Terug naar de skyline: nu we de markante linkertoren hebben geïdentificeerd, weten we dat de hoge toren rechts die van de Nieuwe Kerk moet zijn, de plek waar vanouds de Oranjes begraven worden. Dit bijna 109 meter hoge gevaarte is de op een na hoogste kerktoren van Nederland.
Links dus de toren van de Oude Kerk en een eind rechts daarvan de Nieuwe Kerk. Uit de ligging van de torens ten opzichte van elkaar valt vervolgens op te maken dat de schets vanuit het zuiden gemaakt moet zijn.
Pas nu keren we terug naar de voorgrond en zien een molen, bij de bocht van een slingerende rivier of vaart. Dat brengt ons uiteindelijk naar de oevers van de Vlaardingervaart, net benoorden het Zuid-Hollandse stadje Vlaardingen. Naar de plek waar de vaart een grote bocht maakt.
Hier moet dus, lang geleden, de jonge en veelbelovende Gerrit Cornelis Verburgh, met een schetsboek op zijn schoot, langs de waterkant gezeten hebben. En deze afbeelding gemaakt hebben.
Dat weten we anno nu, dankzij de vier kleine stipjes, waarmee hij bovenop de linkertoren in de verte de kleine hoektorentjes markeerde.