Je hele lichaam gaat in je leven ettelijke keren op de schop. Voortdurend worden oude door nieuwe cellen vervangen. In zeven jaar tijd zijn zowat al je lichaamscellen vernieuwd. Je verandert dus waar je bij staat.
Maar in dit schilderij ontdekte ik de kern van mijn wezen, het onveranderlijke deel.
Het zijn grote woorden, ik weet het. Maar toen ik het voor het eerst zag, wist ik dat gelijk. In een flits was het duidelijk en ik was gelijk verkocht.
Dus heb ik het gekocht.
Zonder omwegen en zonder nadenken. Een oogverblindend mooi winterschilderij van de kunstenaar Hilaire Vanbiervliet (1890-1981). Jaren geleden gemaakt in het sneeuwwitte, vriendelijk golvende landschap van de Vlaamse Ardennen.
Achteraf probeer je natuurlijk te rationaliseren, te begrijpen dus, waarom je je tot iets aangetrokken voelt. Het brein houdt niet van ingevingen, het wil immers begrijpen. Kwam het omdat ik als kind verzot was op de stripboeken van de Vlaamse illustrator Willy van der Steen? Waarin ik Suske en Wiske, maar ook de Rode Ridder, avonturen zag beleven in het Vlaamse land? Waardoor ik me, nu nog steeds, thuis voel in Brugge, Antwerpen, de Voerstreek en de Vlaamse Ardennen? Of heeft Pieter Bruegel met zijn winterschilderijen diepe sporen in mijn ziel achtergelaten?
Want Bruegel is mij lief, vooral dat ene schilderij van zijn hand. Op dit beroemdste en meest gereproduceerde kunstwerk laat hij jagers, met een schrale jachtbuit, bij het vallen van de avond naar hun dorp terugkeren. De huisjes liggen vlak voor hen in een dal, waar mensen zich vermaken op het ijs en een groot warm vuur ontstoken hebben. Samen met de verkilde jagers op de voorgrond kijk je naar dat levendige dorpstafereel terwijl je de sneeuw onder je voeten voelt kraken. En je smacht, samen met die tot op het bot verkilde mannen, naar de warmte en gezelligheid in het dal. Waar kinderen van sneeuw en ijs genieten.
En voordat je het weet, ben je weer zelf een kind, dat zich verkleumd opwarmt bij de kolenhaard van je ouders, terwijl je tegelijkertijd hunkert naar je vriendjes die buiten sneeuwballen gooien en sleeën.
Alles is vergankelijk. Mijn jeugd is voorbij en Bruegels schilderij hangt onbereikbaar ver weg mooi te wezen in een museum in Oostenrijk. Maar het werk van Hilaire Vanbiervliet is bij mij thuis. En het behoort tot het mooiste dat ik ooit gezien heb.
De kunstenaar, zo weet ik nu, heeft het geschilderd op de Tiegemkam in de Vlaamse Ardennen. In het buitenhuis van vrienden had hij zijn observatiepost van waaruit hij jarenlang staarde, tekende en schilderde, misschien wel vijf keer per week, in een poging tot de essentie van het landschap door te dringen. Steevast was hij op zoek naar ‘iets dat de werkelijkheid doorboort’, schreef een kunstcriticus eens.
Zijn missie is, wat mij betreft, geslaagd. Want als ik voor zijn winterschilderij sta, hier in de huiskamer, is het alsof ik in een spiegel kijk en iets zie dat onveranderlijk is. In mijzelf en in het leven.