Een impressionistisch prachtwerk van de Vlaamse landschapschilder Auguste Breugelmans (1869-1918), getiteld ‘moulin sous la neige en lever du jour’.
Nog steeds kan men de afgebeelde staakmolen in de omgeving van Sint-Pieters Woluwe (een randgemeente van Brussel) bewonderen. Het is de plaats waar Auguste Breugelmans zijn laatste levensjaren doorbracht. Men zou daardoor vermoeden dat hij het schilderij daar, op zijn levensavond, geschilderd moet hebben.
Maar niets is minder waar, want de molen staat pas sinds 1927 in Sint-Pieters Woluwe; en dat is 9 jaar na het overlijden van Breugelmans. Daarvoor was de staakmolen op grote afstand, in Esplechin, te vinden, een piepklein wegdorp bij het Waalse Tournai. Het kan bijna niet anders of Breugelmans moet zijn schilderij daar ter plekke gemaakt hebben.
Maar hoe is de molen dan daar terecht gekomen?
Negen jaar na het overlijden van Breugelmans, in 1927, werd de molen aangekocht door een medicus, de vermaarde kinderarts prof. Raoul Duthoit uit Sint-Pieters Woluwe. Na de dood van de kinderarts doneerde zijn weduwe het bouwwerk aan Sint-Pieters Woluwe, dat op liefst 100 kilometer afstand van Esplechin ligt. Vervolgens werd de molen hier opnieuw opgebouwd. Was het een eerbetoon aan Breugelmans, de man die het ooit geschilderd had? Niemand die het (nog) weet.
Het schilderij is, typerend voor de Vlaamse winterlandschappen, geen ijsgezicht maar een sneeuwlandschap. Anders dan hun Noord-Nederlandse collega’s (die vooral ijsgezichten schilderden), legden de Vlaamse schilders zich traditiegetrouw vooral toe op sneeuwlandschappen. En zo dus ook Breugelmans.
Auguste Breugelmans schilderde het, behalve in lijn met de Vlaamse traditie, ook nog eens in de opkomende stijl van het impressionisme. Een kunststroming die aan het eind van de 19e eeuw, vanuit Frankrijk noordwaarts oprukte.
Merkwaardigerwijs had die stijl ook deels Noord-Nederlandse roots. Hoezo?
We duiken even de geschiedenis in. De ijsgezichten uit de Gouden Eeuw waren voor veel 19e eeuwse Hollandse schilders een belangrijke inspiratiebron. Dat gold vooral voor de romanticus Schelfhout, de absolute grootmeester van dit genre. In zijn kielzog volgden veel leerlingen. De meest begaafde onder hen was Johan Barthold Jongkind die na verloop van tijd echter uitgekeken raakte op het schilderen van romantische ijstaferelen. De jongeman was zijn tijd vooruit en dus wars van schilderijen die het verleden verheerlijkten. Jongkind besloot zijn horizon te verbreden en toog naar Frankrijk om daar uiteindelijk een van de aartsvaders van een nieuwe, internationale kunststroming te worden.
Niemand minder dan Monet, die Jongkind in zijn atelier in de Franse badplaats Honfleur kwam opzoeken, vertelde later dat de Nederlandse schilder hem had leren kijken. Uit die manier van ‘kijken’ werd het impressionisme geboren.
Jongkind was weliswaar uit Nederland zuidwaarts naar Frankrijk vertrokken, zijn geesteskind, de nieuwe kunststroming dus, toog noordwaarts. Dit werk van de Vlaamse schilder Breugelmans is een voorbeeld van die noordwaartse beweging.
Met het impressionisme keerde ook de ‘sneeuw’ weer terug in de Nederlandse schilderkunst. De impressionistische en (later ook de) expressionistische kunstenaars van de Haagse School en Amsterdamse School waren zelfs gefascineerd door het fenomeen ‘sneeuw’. Daardoor raakten de romantische ijstaferelen met hun koek-en-zopie tenten, althans bij de beau monde van de kunstenwereld, lange tijd uit de gratie.