De schilderijen van de Rotterdamse kunstenaar Anton van der Hoeven (1940) zijn qua detaillering ongeëvenaard. Neem nou deze twee verfijnde miniatuurtjes, die tot in de kleinste finesses zijn uitgewerkt. Alleen een kalligraferende Middeleeuwse monnik zouden dit minutieuze werk kunnen evenaren.
Beide winterlandschappen zijn geschilderd in de oer-Hollandse traditie. Een traditie die teruggaat tot de Vlaamse schilder Pieter Bruegel en die zich in de 16e eeuw vanuit Antwerpen verspreidde over de Lage Landen. Terwijl de kunstschilders in de zuidelijke Nederlanden zich in de eeuwen daarna vooral toelegden op sneeuwlandschappen, ging men in Holland ijslandschappen schilderen met schaatsers, molens en koek-en-zopie tenten.
Die Hollandse traditie is uniek in de wereld. En springlevend, want nog steeds schilderen kunstenaars (en amateurs) winterlandschappen, waarin een overweldigende natuur zijn wil oplegt aan nietige mensen.
De schilderijen passen niet bij ons zelfbeeld. De typisch Nederlandse fixatie op het individu (en het belang van de eenling) maakt op de ijsgezichten plaats voor een ongekende eerbied voor de grootsheid van de natuur. Voor Koning Winter. De mensen zijn, ook op dit schilderij van Van der Hoeven, niet meer dan poppetjes, schimmen van voorbijgaande aard.
Toch is de manier waarop Anton van der Hoeven schaatsers afbeeldt, ook weer bijzonder: de mensen lijken met hun bonkige voorkomen op figuren op de schilderijen van Jeroen Bosch. Is de afbeelding van de man bovenop zijn ingevroren boot een knipoog naar het beroemde ‘Narrenschip’ van Jeroen Bosch?
Op datzelfde schilderijtje zien we links beneden een oud vrouwtje lopen met sprokkelhout. Uit de schoorsteen van haar huisje komt rook. Ze lijdt dus geen kou. Rechts in beeld vervoert iemand op een slee zijn handelswaar. Dit soort figuren, die biertonnen of andere goederen voortduwen, komt trouwens ook al eeuwenlang veelvuldig voor op ijsgezichten.
Op dit schilderij vormen deze harde werker een fraai contrast met de schaatsers die voor hun plezier de ijzers hebben ondergebonden. Maar ook de handelaren ‘genoten’ in zekere zin van de vrieskou. Voor hen was het ijs een economische meevaller. Het barre winterweer stelde hen namelijk in staat hun goederen makkelijker te vervoeren. Via de bevroren waterwegen kon je destijds sneller van A naar B komen dan over land. Voor de vervoerders gold bij dit weertype, anders dan nu, geen ‘code rood’ maar ‘code groen’.