Het zijn echte blikvangers, vooral in de winter. Met hun duistere en grillige vormen inspireren knotwilgen al eeuwenlang schilders. Musea hangen vol met winter- en zomerlandschappen waarop karakteristieke knotwilgen afgebeeld staan.
Ook Vincent van Gogh was door de boom gefascineerd. In het Brabantse Etten-Leur maakte hij vele tekeningen van de Leurseweg die indertijd omzoomd werd door knotwilgen. Wereldberoemd is zijn kleurrijk schilderij ‘Knotwilgen bij zonsondergang’ dat in het Kröller-Müller Museum bewonderd kan worden. Aanvankelijk zag Van Gogh de knotwilg als dankbaar onderwerp om zijn techniek van figuurtekenen te verbeteren. Maar naarmate hij ouder werd, schilderde hij steeds vaker eenzame bomen in een desolaat landschap. Geknotte wilgen symboliseerden voor Van Gogh wellicht de manier waarop mensen door het leven getekend worden.
De boom is, wat je noemt, ‘iconisch’. Alleen al in de provincies Utrecht en Zuid-Holland staan er honderdduizenden. Maar ook in Zuid-Limburg, de Achterhoek, langs de grote rivieren en in Zeeuws-Vlaanderen is de knotwilg niet uit het landschap weg te denken.
Ooit waren de bomen nuttig, eigenlijk onmisbaar. Boeren markeerden er hun erfgrens mee en langs de slootjes hielden de knotwilgen, met hun wortels, de oevers in bedwang. Door ze te knotten, beschikte men over takken en twijgen waarmee men eeuwenlang afscheidingen maakte, maar ook beschoeiingen, bezems, fuiken, manden en korven. Van de zwaardere stukken hout werden zelfs klompen gemaakt en wat overbleef kon de kachel in.
Maar door de ruilverkaveling en de uitvinding van het prikkeldraad, verloor de knotwilg zijn nut. Spullen die vroeger van wilgentenen werden vervaardigd, worden nu in fabrieken gemaakt. Van plastic.
Helaas gaat het tegenwoordig minder goed met de vertrouwde knotwilg. Het is zelfs zo erg dat Natuurmonumenten de boom ‘een bedreigd icoon’ noemt. Reden voor nostalgie?
De wilg is er uiterst geschikt voor. Voor regelrechte melancholie. Is het een wonder dat de boom al 2500 geleden in een Bijbelse psalm figureert als een teken van weemoed? Joodse ballingen in Babylonië bezingen daar langs de waterkant hun droevig lot, zo ver van het Beloofde Land (Sion) vandaan:
“Aan de rivieren van Babylon
zaten wij treurend
en dachten aan Sion.
En in de wilgen op de oever
hingen wij onze lieren.”