
Er was geen ontkomen aan. Het kind moést wel kunstenaar worden. Want wie wordt er nu, omringd door de grootste kunstwerken, in een heus museum geboren?
In 1803 kwam Anthonie Waldorp in Huis ten Bosch ter wereld. De imposante stadhouderlijke residentie was na de verdrijving van de Oranjes door de Franse revolutionairen, omgetoverd in een nationaal museum. In Huis ten Bosch voerde zijn grootvader Jan Gerard Waldorp de scepter. Hij leidde er mensen met veel bravoure rond langs de schilderijen van Rembrandt, Rubens en hij toonde ze ook andere pronkstukken, zoals de admiraal-staf van Michiel Adriaansz. de Ruyter en de stoel waarop gravin Jacoba van Beieren ooit gezeteld had.
De opa van de kleine Anthonie, Jan Gerard Waldorp, was een fanatieke ‘patriot’, een voorstander van de Franse Revolutie en dus een fervente tegenstander van de verdreven Oranjes. Trots benadrukte hij tijdens zijn rondleidingen steevast het nationale karakter van ‘zijn’ museum, zo getuigen bezoekers uit de eerste jaren.
Opa Jan Gerard was eigenlijk decoratieschilder van beroep, die zelf met de grootst mogelijke zorg de fraaie toegangskaartjes van het museum had ontworpen. Al spoedig ging zijn kleinzoon bij hem in de leer. De kleine Anthonie begon zijn carrière dus als decoratieschilder die zich aanvankelijk toelegde op het schilderen van decors voor toneelstukken. Na verloop van tijd ontwikkelde hij zich echter tot een kunstschilder die vooral romantische landschappen en zee- en havengezichten maakte.
In 1813 keerden de Oranjes triomfantelijk terug naar Nederland. Op het strand van Scheveningen werd Willem I door een enthousiaste menigte onthaald en twee jaar later werd Napoleon definitief verslagen bij Waterloo. De stadhouders lieten zich vanaf nu ‘koningen’ noemen en als vanouds resideerden ze weer in Huis ten Bosch in Den Haag.
En o ironie, de kleinzoon van de patriot, het kind dat ooit onder een revolutionair regime in hún onteigend paleis ter wereld kwam, werd nu meermaals aan het hof ontboden. In zijn eigen geboortehuis dus, waar hij ooit kind aan huis was. Als éen van de favoriete schilders van de Oranjes ontving hij daar koninklijke onderscheidingen: in 1847 benoemde koning Willem II hem tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in 1849 ook nog eens tot Ridder in de Orde van de Eikenkroon. Bovendien kreeg hij vanwege zijn verdiensten in 1850 een ‘gouden rijksmedaille’ opgespeld.
Het is maar goed dat zijn grootvader, de revolutionaire Jan Gerard Waldorp, het allemaal niet meer meemaakte. Hij stierf in 1808, vijf jaar voor de terugkeer van de Oranjes.
