Was dit pure kitsch? Ik moest voor mijn werk in Yale zijn en toen ik door deze Amerikaanse universiteitsstad liep, viel mij op hoe veel van de gebouwen hier regelrechte kopieën waren van de oeroude universiteitsgebouwen in het Britse Oxford en Cambridge.
Zo zag ik, tot mijn verbazing, een namaak-versie van het eerbiedwaardige King’s College, de weergaloos fraaie gotische kerk in Cambridge waar avond na avond het beroemde King’s Choir de sterren van de hemel zingt. Het gebouw hier in Yale, dat er van de buitenkant als twee druppels water op leek, herbergde een immense sportzaal waar avond na avond basketball-toernooien worden gespeeld. Heiligschennis?
Ik was voor het eerst in Amerika en zag hier in eerste instantie al mijn vooroordelen bevestigd.
Na die eerste, vluchtige kennismaking, leidde mijn gastvrouw, de directeur Internationale Betrekkingen van de Yale School of Management, me de volgende dag rond door ‘haar’ stad. Het was ijzig koud. Gelukkig stond nu een hoorcollege op het programma, en konden we naarbinnen in een van die ‘gotische’ gebouwen. We mochten hier een lezing bijwonen van de hoogbejaarde professor Vincent Sully, een architectuurhistoricus van wereldfaam.
De zaal zat overigens helemaal vol met studenten. De man was kennelijk populair. Terecht, want ik heb zelden zo’n fascinerend hoorcollege meegemaakt. Tijdens zijn lezing projecteerde Sully op de achtergrond talrijke beelden van gotische kerken in Frankrijk en ik kan me herinneren dat hij vooral de rosettes, de cirkelvormige roosvensters, beschreef. Sully vertelde hoe Franse koningen vaak plaatsnamen op een troon, pal onder onder zo’n venster. Als het licht dan door die kleurrijke vensters naar binnen scheen, leek het alsof de monarchen van hogerhand bescherming genoten. Pure magie dus.
Sully’s college was niet alleen een lofzang op de Middeleeuwse gotiek, hij beschreef ook de neo-gotiek, de bouwstijl die aan het eind van de 19e eeuw populair werd. Zoals hier in Yale. Wilde men de Middeleeuwers na-apen, of was er iets anders aan de hand?
Aan het eind van die 19e eeuw, zo vertelde Sully, waren door toedoen van de mechanisatie en industrialisatie veel landschappen verworden tot industrieterreinen. Steden dijden uit en stoomlocomotieven raasden door het land. De rationalisatie leidde tot massaproductie. En veel arbeiders werkten in anonieme bedrijfshallen onder onmenselijke omstandigheden.
De in Yale zo dominante neo-gotiek… al die bouwwerken, beeldengalerijen, pinakels, raamomlijstingen, trapleuningen, ze zijn stuk voor stuk uniek en bedoeld als verzetsdaad tegen de ontmenselijking. Het zijn pogingen om het vakmanschap en de beroepseer van de ambachtsman in ere te herstellen. Vertelde Sully.
Toen we, na het betoverende college, weer naar buiten liepen, zagen de ‘nep-gebouwen’ om me heen er ineens hoogst origineelt uit. Ze waren geen namaak, maar een manifestatie van vakmanschap. Inmiddels vielen er witte vlokken uit de lucht en binnen ‘no time’ waren al de neo-gotische bouwwerken van Yale bedekt met een wit laagje sneeuw. Het kon niet mooier, die namiddag.
Naschrift:
Dit 19e eeuwse werk toont de fascinatie van Nederlandse schilders met de gotiek. Niet veel later zullen ook architecten deze kunststroming omarmen, waardoor in Nederland talrijke neo-gotische bouwwerken verrijzen, zoals het Rijksmuseum en het Centraal Station van Amsterdam.