Anders dan veel andere winterlandschappen, oogt deze prent niet kleurrijk maar ietwat saai. Het ademt een sfeer van een en al degelijkheid uit. Volksvermaak en spelplezier zijn volledig naar de achtergrond verschoven. Maar laten we desondanks de afbeelding, getekend rond 1810, eens nader aanschouwen. Want misschien wil het tafereel ons iets vertellen…
Eerst een tijdsbeeld. Toen dit kunstwerk gemaakt werd, was Nederland zijn status als mondiale grootmacht kwijt. Schoolboekjes vertellen ons dat de handelsgeest uit de ‘Gouden Eeuw’ vervangen was door een renteniersmentaliteit. Het bruisende ondernemerschap had het afgelegd tegen speculatiezucht en conservatisme. De regentenklasse schoof elkaar baantjes toe en voelde zich eerder verbonden met de Franstalige Europese elite dan met het eigen volk. Sterker nog: er was een ‘dedain’ voor de lagere klasse. Niet voor niets wordt de 18e eeuw aangeduid als ‘de pruikentijd’.
Franse invloeden bepaalden dus het geestelijke klimaat van de elite en dat was merkbaar in de taal en smaakvoorkeuren. Nog voordat de Franse legers in 1795 de bevroren Nederlandse rivieren moeiteloos waren overgestoken, was de Nederlandse elite al ‘verfranst’. En aan het eind van de 18e eeuw waren de ideeën van Rouseau, Voltaire en andere ‘Verlichtingsidealen’ ‘bon ton’ in Nederland. Rationalisme en moralisme voerden de boventoon.
Die ‘Zeitgeist’ spreekt uit deze tekening. Maar welke nuttige en vooral morele les gaat er dan precies schuil achter deze prent?
Laten we eerst eens kijken naar het knulletje links op de afbeelding. Hij houdt zijn armen uit elkaar en toont zich daarmee ontvankelijk voor de wereld. Rechts in beeld zijn we bij een volgende levensfase beland. Trots als een pauw, staat daar een potige jongeman, gekleed als gardist. Hij houdt zijn handen in zijn zij alsof hij zeggen wil: kom maar op. Links van het hanige type duwt een alweer wat oudere man een slee met twee vrouwen voort. Zijn de dames die hij voortbeweegt zijn aanstaande vrouw, geflankeerd door haar moeder of chaperonne?
Helemaal links op de prent belanden we vervolgens in alweer een nieuwe levensfase. We zien nu een weldoorvoede burger met een wandelstok en zijn echtgenote stevig op het ijs staan. Zij hebben geen ijzers ondergebonden en staan boven het volksvermaak. Beiden, man en vrouw, zijn ‘arrivés’, rechtschapen en weldoorvoede burgers, die zich ten volle bewust zijn van hun maatschappelijke positie en verantwoordelijkheid. Zij betrachten het schouwspel, zonder er aan deel te nemen.
Interessant is de pijprokende, oudere man met de hoge hoed in het midden. Wordt hier een weduwnaar afgebeeld die om zich heen kijkt of hij nog een vrouw (wellicht een van de passerende chaperonnes) kan verschalken?
De prent toont dus, anders dan je op het eerste gezicht zou zeggen, de levenscyclus. De noodzakelijke gang der dingen.
Naschrift:
Misschien zit er, niet alleen in de prent, maar ook in mijn verhaal een moraal verborgen. Het is namelijk een interessante denkoefening de ‘pruikentijd’ te vergelijken met onze tijd. In plaats van het Frans zien we nu de Engelse taal steeds dominanter worden. Kijk maar naar onze intellectuele bastions, de universiteiten, waar het Nederlands verdrongen meer en meer wordt.