Op 3 maart 1945 duiken ineens 55 Engelse middelzware bommenwerpers op boven Den Haag met de bedoeling het Haagse Bos te bestoken met brisantbommen. Daar liggen immers V-2 raketten opgeslagen waarmee de Duitsers onophoudelijk aanvallen uitvoeren op Londen. Door miscalculaties, menselijke fouten dus, komen de geallieerde bommen op de dichtbevolkte woonwijk Bezuidenhout terecht. 2250 Woningen worden onherstelbaar beschadigd en wat nog erger is: zeker 550 mensen komen om het leven.
De kunstschilder Henk ten Cate (1867-1955), die aan de sjieke Laan van Nieuw Oost-Indië woont, mag van geluk spreken. Hij en zijn gezin overleven de ramp. Maar zijn huis is wel door een bom geraakt en daardoor gaan al zijn eigendommen verloren. Dat geldt ook voor zijn waardevolle schilderijenverzameling
Alles ligt in puin en ik kan me voorstellen dat de overlevenden, na het zware bombardement, verdwaasd door de geruïneerde wijk ronddoolden. Zou het Henk ten Cate zijn opgevallen? Als door een wonder was een klein monument in de wijk gespaard gebleven. Op het nagenoeg verwoeste Juliana van Stollbergplein stond het ‘leeuwenmonument’ nog steeds ongeschonden overeind. Het was in 1910, ter ere van de geboorte van kroonprinses Juliana, opgericht.
Vlak voordat de kleine prinses Juliana twee jaar oud werd, in 1911 dus, kwam er in Apeldoorn, in Paleis het Loo, een schilder op bezoek. De moeder van de kroonprinses, koningin Wilhelmina, had hem de eervolle opdracht gegeven het eerste kunstwerk te maken voor haar dochter. Het was bedoeld als een verjaarsgeschenk.
Met het cadeau, een schilderij van Henk ten Cate, wilde de koningin haar enige kind en troonopvolgster, prinses Juliana, de liefde voor de kunst met de paplepel ingeven. Je kunt niet vroeg genoeg beginnen, moet ze gedacht hebben.
Voor koningin Wilhelmina, die zich het prettigst in Paleis Het Loo voelde, was kunst een eerste levensbehoefte. Ze omringde zich in het voormalige koninklijke jachtslot met kunstenaars met wie ze eropuit trok om samen met hen ‘landschappen’ in de omliggende bossen te schilderen.
Toen Juliana het cadeautje in 1911 kreeg, was ze amper twee jaar oud. De toekomstige troonopvolgster amuseerde zich op dat moment vooral met knuffeldieren, poppen, wandelingen door de tuin en ritjes met de koets. Die laatste activiteit werd echter grondig door haar moeder verpest, omdat de plichtsgetrouwe vorstin haar tweejarige dochter wilde inprenten hoe ze tijdens de ritjes ‘koninklijk’ moest wuiven naar de mensen. De kleine kreeg dus onderweg les in de ‘kunst van het wuiven’. Ook hier dacht Wilhelmina wederom: je kunt niet vroeg genoeg beginnen.
De koninklijke opdracht kwam voor Henk ten Cate geen moment te vroeg. Hij zat op dat moment op zwart zaad. Kort tevoren was het familiebedrijf, waar hij mede-aandeelhouder van was, failliet gegaan.
Ten Cate stamde uit een eeuwenoud Zutphens geslacht van rijtuigdecorateurs. Rond die stad in het oosten van het land woonden vanouds vele vermogende adellijke families op buitenplaatsen en kastelen, die er kostbare voertuigen op nahielden. De firma ‘G. Ten Cate en Zoon’, die hij samen met zijn vader leidde, onderhield die rijtuigen en verfraaide ze met sierlijke schilderingen, zoals familiewapens en talrijke tierlantijnen. Van jongsaf, en helemaal in lijn met de familietraditie, werd hij klaargestoomd om als decorateur zijn brood te verdienen. Toen hij op 18-jarige leeftijd compagnon van zijn vader werd, ging het beiden een tijd lang voor de wind. Het bedrijf werd uitgebreid met een stoommachine, een pers en een smederij. En er werd nieuw personeel aangenomen. Want voortaan ging ‘G. Ten Cate en Zoon’ namelijk ook zelf koetsen produceren. Hoogtepunt was de levering, in 1897, van een rijtuig aan Koningin-moeder Emma, waarna de rijtuigenfirma het predicaat ‘hofleverancier’ ging voeren.
Na de dood van Ten Cate senior ging het snel bergafwaarts met het bedrijf. Niet alleen omdat auto’s de klassieke paardenrijtuigen van de markt hadden verdrongen, maar vooral omdat Henk ten Cate niet over een zakelijk instinct beschikte.
De rijtuigenfabriek ging ten onder. Juist in die moeilijke tijd trok Henk eropuit met zijn schildersezel in de omgeving van Apeldoorn en Zutphen, een gebied dat rijk is aan fraaie kastelen en buitenplaatsen. Hier wilde zijn echte passie uitleven: schilderen. En daarmee een nieuw bestaan opbouwen. Dat deed hij kennelijk zo verdienstelijk dat koningin Wilhelmina er weet van kreeg en hem dus in 1911 de opdracht gaf het eerste kunstwerk voor haar dochter Juliana te maken.
Voor de tweede keer in zijn leven werd hij ‘hofleverancier’.
Dat heeft Henk ten Cate geen windeieren gelegd. Van het verdiende geld kon hij langdurige reizen maken, naar verre oorden als China, Roemenië, Duitsland, Spanje, Amerika en Italië. Al de opgedane reisindrukken verwerkte hij in zijn schilderijen. Schilderijen die helaas voor een belangrijk deel verloren zijn gegaan tijdens het bombardement op Den Haag in 1945.
Kennelijk beschikte hij toch over een zakelijk instinct. Want naar die stad, de hofstad, was hij al in 1913 met zijn gezin verhuisd, wetende dat daar zijn rijke klandizie woonde. Als schilder, decorateur en restaurateur vestigde hij zich in de wijk Bezuidenhout, precies op de plek waar veel ‘blauw bloed’ woonde, de hofadel die zich graag in de buurt van de Koninklijke familie ophield. Het was ook de wijk waar ministers, Kamerleden, artsen, leraren en hogere ambtenaren hun optrekje hadden.
Na dat verschrikkelijke bombardement was in 1945 nog maar weinig over van al die fraaie art deco huizen en neo-renaissance stadspaleisjes. Ook Ten Cate’s schilderijen waren tijdens het bombardement verloren gegaan. Wat was zijn gemoedstoestand toen dit allemaal gebeurde? “Reden voor de 77-jarige schilder om opnieuw naar zijn penseel te grijpen”, schrijft een journalist van de Haagse Courant die hem indertijd interviewde.
Alweer was zijn passie voor schilderen zijn redding.
Naschrift:
De twee hierboven afgebeelde schilderijen vormen een pendant, een winter- en een zomertafereel. Op de achterkant van de panelen vindt men twee etiketten van de Bredase kunsthandelaar J.A.C. van Gotum, destijds een gerenommeerde kunstkenner en hofleverancier die in de Brugstraat behalve kunst, ook lijsten en spiegels verkocht. Hij en zijn buurman Kees Mouwen behoorden tot de eersten in Nederland die het werk van Vincent van Gogh onder de publieke aandacht brachten. En verkochten.