
We zien twee mensen vanaf de rugzijde die, omringd door duistere bomen, moeizaam door de sneeuw ploeteren. Het spel tussen licht en donker levert een verstild, maar contrastrijk totaalbeeld op. Vlamingen schilderen veelal sneeuwlandschappen, maar toch oogt dit schilderij van de Belgische tekenaar, kunstschilder en glazenier Jan Wouters (1908-2001) on-Vlaams. Het doet eerder denken aan de typisch ‘Hollandse’ schilderijen van de Haagse School, aan de werken van Louis Apol en Louis van Soest dus.
Het schilderij bevat opmerkelijk veel craquelé. Heeft Wouters het wellicht overhaast gemaakt? Stond zijn opdrachtgever zo te popelen om het te ontvangen, dat het vernis te snel op het schilderij is aangebracht? Voordat de verf droog goed kon drogen?
Juist door die wirwar van lijnen en barstjes, vooral daar waar de bomen geschilderd zijn, lijkt het werk verrassend veel op een glas-in-lood schilderij. En laat dat nu precies de absolute specialiteit zijn van Jan Wouters. Want Wouters was behalve een Belgische tekenaar en kunstschilder, vooral een gepassioneerde glazenier.
Als jongeman studeerde hij aan de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar hij trouwens later in zijn leven als professor een aanstelling kreeg. Opgeleid als kunstschilder, bekwaamde hij zich vanaf zijn 27ste in glasschilderen en in 1942 vestigde hij zich als zelfstandige glazenier in zijn woonplaats. Daar vervaardigde Jan Wouters prachtige glas-in-lood ramen voor kerken in Antwerpen, Tongeren, de abdij van Achel, Lier maar ook voor talrijke gemeentehuizen. Ook voor particulieren maakte hij, in opdracht, vele kunstwerken.
Jan Wouters was een bescheiden mens, veel te bescheiden vonden de mensen die zijn werk hoog aansloegen. Hij hield niet van pompeuze, monumentale kunst of modernistische kunststromingen, maar liet zich juist inspireren door tradities, folklore en Vlaamse legenden. Hij wilde kunst van eigen bodem maken, geaard in de Vlaamse grond. Zijns ondanks werd de bescheiden kunstenaar overladen met talrijke eerbewijzen en ridderordes, zoals de Kroonorde en de Leopoldsorde.
In 2001 stierf hij. Een paar jaar daarvoor kreeg hij bezoek van een journalist. Laten we een fragment van het artikel dat de verslaggever schreef, hier opnemen. Zodat de kunstenaar, als is het maar voor even, opnieuw tot leven komt:
“In de Bavaistraat te Hove bewoont hij een huis in de rij waar je gemakkelijk aan voorbij loopt. Je doet dat niet meer als je er eenmaal binnen bent geweest. Want nadat je eens terdege hebt rondgekeken in een van de bescheiden maar net en smaakvol ingerichte voorplaatsjes, waarin een nog hupse en zeer vriendelijke gastvrouw je heeft binnengelaten in afwachting van het opdagen van de heer des huizes, hebben de dekoratie en de bekleding van het vertrek, de tekeningen en de schilderijtjes aan de wand, het snijwerk op de schouw en de titels van de werken, die rij aan rij de grote boekenmolen vullen in de hoek, je reeds verteld wat voor soort mensen dit huis bewonen. Hier wordt niet aan de weg getimmerd. De rijkdom zit van binnen, in geest en hart. Een kwartiertje praten met de huisheer en je weet, als je die tot vriend maakt, dat je inderdaad een vriend gevonden hebt, wiens huis en hart voor je openstaan.”