Ik weet niet hoe lang ze er over nagedacht hebben. Maar op een gegeven moment besloot het hoogbejaarde echtpaar het erfstuk te verkopen. In hun kleine Eindhovense flatje nam het schilderij een halve muur in beslag. Omdat het kunstwerk door een verre voorvader, ergens in de 19e eeuw gemaakt was, konden ze er echter moeilijk afstand van nemen. Uiteindelijk belandde het toch bij mij.
Zeker weten doe ik het niet, maar ik vermoed dat het een jeugdwerk is van Cornelis van der Linden (1839-1918). Volgens mij schilderde hij het, toen hij nog op zoek was naar zijn ware talent.
Cornelis werd in 1839 in Dordrecht geboren, in een groot gezin met weinig financiële middelen. Hij leed als kind aan een milde vorm van tuberculose. Daardoor was hij geruime tijd bedlegerig. Wellicht is het schilderij in die moeilijke periode van zijn leven gemaakt? Het is gebaseerd op het beroemde ‘Wintergezicht’, dat de landschapschilder Koekkoek in 1837 maakte. Dit schilderij is al sinds 1841 te bewonderen in het Teyler’s Museum in Haarlem.
De jongeman heeft Koekkoeks meesterwerk uiteraard niet kunnen evenaren, dat is duidelijk. De mensen op het doek zijn bijvoorbeeld weinig overtuigend uitgewerkt. Maar het huis en de schuur links en bovenal de eeuwenoude eik in het midden tonen aan dat Cornelis wel over het nodige schildertalent beschikte.
Schilderen kon hij, toch domineerde klaarblijkelijk een ander talent: zijn muzikaliteit. Ferdinand Böhme, leider van een strijkorkest in zijn woonplaats Dordrecht, ontdekte en ontwikkelde dit talent. De jongeman ontplooide zich zo welvarend als musicus, dat hij al op jonge leeftijd in het buitenland belandde. Als 14-jarige vertrok hij eerst naar Antwerpen om daar te gaan spelen in een operaorkest. Daarna werd hij, als hoboïst in Parijs en vervolgens in het beroemde Scala theater in Milaan geëngageerd.
Vervolgens keerde hij als 23-jarige, met torenhoge ambities, terug in Nederland. Hij wilde de nationale muziek internationale faam bezorgen, Nederlandstalige opera’s componeren om die in ons land in concertzalen ten gehore te brengen. Cornelis schreef in die ‘Sturm und Drang’-periode een groot aantal opera’s, waaronder ‘Catharina en Lambert’, ‘Leiden ontzet’ en ‘Teniers’. Composities die tegenwoordig echter grotendeels vergeten zijn. Ook de man zelf is in vergetelheid geraakt. Er is weliswaar een straat in Amsterdam naar hem vernoemd, maar het is de vraag of er nog mensen rondlopen die weten wie Cornelis van der Linden precies was.
Rond het jaar 1900 was hij evenwel, als leider en dirigent van de Hollandsche Opera, een gekende persoonlijkheid in de hoofdstad. Boven dit muziekgezelschap pakten zich echter donkere wolken samen. Jaloezie, haat en nijd, het moeilijke karakter van Van der Linden en het vertrek van solisten leidden tot opheffing van het ensemble. Dat bracht hem ertoe naar de Verenigde Staten te vertrekken, waar hij voor het Theater in St. Louis de Engelstalige opera ‘Mrs. Simmons of Kansas’ componeerde. Na terugkomst in ons land bleef hij proberen het operaleven in Nederland opnieuw van de grond te krijgen, maar dat mislukte grandioos.
Toen hij in 1918 overleed, verscheen in het Algemeen Handelsblad op 29 mei 1918 een uitgebreid artikel over deze karakteristieke man. Hij werd daarin niet gespaard, meermaals worden zijn eigenzinnigheid en moeilijke karakter genoemd. Maar de slotbalans van ’s mans leven en streven is uiteindelijk positief:
“Zijn heele leven is één strijd geweest, een strijd, waarin hij zelf een merkwaardige wilskracht en taaiheid toonde. Tot in zijn worsteling met de onvermijdelijke dood toe.
Kritischer is het artikel over zijn medelanders:
“Nu bij zijn heengaan, wilden wij Van der Linden in de eerste plaats herdenken als een man van bergenverzettend idealisme en taaie wilskracht. Het zijn menschen, zooals wij niet veel bezitten en die ook eerbied afdwingen, zelfs waar zij dwalen – uit idealisme.”