Kunstkenners geven hoog over hem op: de spoorwegbeambte Franz Binjé (1835-1900) die ook wel “de beste amateurschilder die België ooit heeft voortgebracht” wordt genoemd. Vooral zijn schildersinstinct wordt geroemd. Want Franz had de gave dingen te zien die anderen over het hoofd zagen. Voor hem was kunst een spel met de werkelijkheid.
Zijn vroegste werken dateren uit 1855. Hij is dan 20 jaar oud en maakt de eerste, nogal amateuristische landschappen in de streek rond Namen. Er moet brood op de plank, dus gaat hij werken voor de Belgische spoorwegen. Pas in 1875, na eerst wat schilderlessen te hebben gevolgd, pakt hij de draad weer op. Toch zal Franz nooit een fulltime schilder worden, alhoewel hij vaak in kunstenaarsdorpen vertoeft, zoals in het nog onbedorven Genk en in het eveneens nog ongeschonden Oostende.
Zelf autodidact, wordt hij leermeester van vermaarde schilders, onder wie de stilleven schilderes Berthe Art (1857-1934). Kunstminnaars zijn verzot op zijn werk en op menige internationale tentoonstelling in Frankrijk of Duitsland, wordt hij gezien als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Belgische schilderkunst. Daar hangen de werken van de schilderende spoorwegambtenaar tussen die van Claude Monet, Adolf Menzel, Hendrik Mesdag en Max Liebermann.
Tijdgenoten roemen zijn “zachte, beminnelijke, geestige en gedistingeerde persoonlijkheid.”
Tijdschrift Onze Kunst, een destijds gerenommeerd maandblad voor beeldende en decoratieve kunsten, noemt hem tegelijkertijd een ziener en een psycholoog. Maar de bescheiden Franz Binjé blijft zijn werk relativeren. Hij schildert immers voor zijn plezier. Uit levenslust. En die ‘joie de vivre’ spreekt ook uit dit impressionistische schilderij, een jaar voor zijn dood op een zonnige winterdag gemaakt in Oostende, waar hij op zijn oude dag de winterkou trotseert om de alledaagse schoonheid van een besneeuwd dorp voor eeuwig vast te leggen.
Een tijdloze momentopname.