
Krimi’s zijn ongekend populair. Veel mensen vinden het kennelijk boeiend een boek te lezen, of een spannende film te zien, waarbij je in het kielzog van een rechercheur of een privé-detective een misdrijf oplost. Uiteraard zijn er lezers die, als ze halverwege het boek zijn, de laatste pagina bekijken om te zien wie de moordenaar is. Maar die hebben niet begrepen dat de speurtocht eigenlijk leuker is dan de oplossing.
Gisteravond begon voor mij een intrigerende zoektocht, niet naar een moordenaar maar naar de schepper van een kunstwerk. Het is 8 uur ’s avonds en ik kijk op een veilingsite, waar een prachtige, winterse aquarel aangeboden wordt.
Linksonder staat weliswaar een monogram ‘JRdWP’ maar de verkoper weet niet te melden wie die persoon precies is. Ook de beschrijving van het kunstwerk is summier en biedt weinig houvast: “Onbekende meester. Ruiters te paard.” Inderdaad zijn op de aquarel Middeleeuws aandoende ruiters, temidden van stadsmuren, wachttorens en een burcht te zien.
Goed criminologisch onderzoek berust altijd op deze vier pijlers: er is een ‘slachtoffer‘, een ‘crime scene’, (ook wel een ‘plaats delict’ genoemd), een en dan het belangrijkste onderdeel van een misdaadverhaal: je hebt een ‘dader’. Daarnaast kunnen de betere speurders bovendien terugvallen op een sterke ‘intuïtie’. ‘Met dit arsenaal ga ik aan het werk om meer aan de weet te komen over het onbekende kunstwerk en de maker ervan.
Eerst geef ik mijn intuïtie alle ruimte: want waarom spreekt het schilderij me eigenlijk aan?
Onwillekeurig voert het me terug naar mijn schooltijd. Het kunstwerk lijkt eigenlijk op een schoolplaat, zo’n enorme afbeelding die vroeger in elk klaslokaal hing. Ik kon er als kind uren naar kijken, misschien omdat ik me vaak verveelde in de klas? Hoe dan ook, na al die jaren, staan nog steeds talrijke schoolplaten in mijn geheugen gegrift. Zoals ‘Kruisvaarders voor Jeruzalem’, de ‘Overwintering op Nova Zembla’ en ook ‘De aanhouding van prinses Wilhelmina aan de Goejanverwellesluis’. Belangrijke momentopnamen uit de vaderlandse geschiedenis.
Toen ikzelf als uitgever bij Wolters-Noordhoff in Groningen werkte, mocht ik in de kluizen van het bedrijf grasduinen. Achter stalen brandkastdeuren, werden de originele, handgeschilderde wandplaten van Isings, Koekkoek, Jetses (de tekenaar van Ot en Sien) en andere kunstenaars bewaard. ‘Oud goud’ worden deze kunstwerken genoemd, omdat ze zo veel geld opbrengen. Want nog steeds betalen producenten van bekers, wandversieringen, borden, wandkaarten, kunst- en kinderboekjes grof geld voor het copyright van de afbeeldingen.
Ik leg mijn intuïtie nu verder het zwijgen op, want door al die associaties en jeugdherinneringen dreig ik zelf het spoor bijster te raken. Nu mijn intuïtie geraadpleegd is, wordt het de hoogste tijd voor stap 1 in mijn criminologisch onderzoek: welke persoon staat centraal op dit kunstwerk? Met andere woorden: wie is het slachtoffer?
Deze stap vergt nauwgezette analyse van het tafereel. Opvallend is de centrale positie van de vrouw op het paard. Alles lijkt om haar te draaien en dat is best opmerkelijk voor een Middeleeuws tafereel. Kennelijk is deze vrouw een belangrijke persoonlijkheid, want ze krijgt ter verwelkoming een bos bloemen aangereikt. En er zijn mensen die voor haar buigen. Links van haar zien we andere figuren die (ongeduldig?) op haar komst hebben gewacht. Wie is zij? Een minuscuul detail op haar kledij biedt houvast: we zien een rood embleem, dat op het eerste gezicht, op een kruis lijkt. Maar kijk je beter dan is duidelijk dat het een rode leeuw is.
Het wapen van de graven van Holland.
Deze vrouw kan niemand anders zijn dan de Hollandse gravin Jacoba van Beieren, een van de meest tragische figuren uit de Nederlandse geschiedenis. Drie keer getrouwd, door bijna al haar echtgenoten bedrogen, beroofd van haar erfenis, uiteindelijk gestorven aan tuberculose…. Iemand die je terecht een slachtoffer kunt noemen.
Voor medeleven is helaas geen tijd, we moeten klinisch aan het werk gaan. Zoals een echte rechercheur.
Nu we haar identiteit hebben vastgesteld, wordt het tijd de ‘crime scene’ nader te onderzoeken. Want welk belangrijk moment uit het roerige leven van Jacoba van Beieren wordt hier eigenlijk getoond? We doen nu sporenonderzoek en ontdekken links van haar een burcht, rechts op de achtergrond de torens en stadswallen van een stadje en nog verder naar rechts een haventje waar boten aangemeerd liggen. Het zijn geen zeewaardige schepen, maar bootjes die rivieren bevaren. En niet onbelangrijk: er ligt sneeuw op de grond. De bomen zijn kaal. Het is dus winter.
Het kan niet anders dan dat hier ‘de zoen van Woudrichem’ is afgebeeld. Nu zegt dat vrijwel niemand meer iets, maar ooit was ‘de zoen’ (de verzoening van Jacoba van Beieren met haar vijanden in het stadje Woudrichem op 13 februari 1419) een begrip. Iconisch dus. Net zoals de ‘bestorming van Jeruzalem door Godfried van Bouillon’, de ‘Overwintering op Nova Zembla’ en ‘De aanhouding van prinses Wilhelmina aan de Goejanverwellesluis’.
De associatie met schoolplaten, die een belangrijk historisch moment uitbeelden, is dus meer dan terecht. De maker van dit werk, had kennelijk een educatief motief. Hij wilde schoolkinderen letterlijk iets inprenten, een belangrijk historisch moment uit de vaderlandse geschiedenis: de tragische ondergang van het graafschap Holland dat spoedig in Bourgondische handen zou vallen. Verbeeld door een momentopname uit het leven van Jacoba van Beieren.
Nu ik mijn intuïtie heb laten spreken, slachtoffer, crime scene en motief heb vastgesteld, wordt het tijd de maker van het kunstwerk te identificeren. We kennen zijn monogram ‘JRdWP’ en veronderstellen dus (op goede gronden) dat hij schoolplaten heeft gemaakt. Dat zijn twee belangrijke aanknopingspunten.
Vroeger bleef je met zo’n vaag langdurig in je maag zitten, maar dankzij internet en zoekmachines kun je nu menige puzzel razendsnel oplossen. En zo beland ik na enig speurwerk uiteindelijk bij de schepper van dit mooie werk.
Achter het monogram ‘JRdWP’ blijkt de Nederlandse kunstschilder Jan Jacob Rudolf de Wetstein Pfister (1866-1937) schuil te gaan. Deze man was destijds werkzaam als werktuigbouwkundig ingenieur en daarnaast als tekenaar, schilder, aquarellist en illustrator actief. Hij tekende diverse schoolplaten, met name over de vaderlandse geschiedenis, die door de firma Wolters in Groningen werden uitgegeven. Een daarvan is ‘De aanhouding van prinses Wilhelmina aan de Goejanverwellesluis’ die ooit in mijn klaslokaal aan de muur hing. Een wandplaat die ik nota bene, in originele staat, bij mijn toenmalige werkgever in Groningen heb mogen aanschouwen. In de kluis met ‘oud goud’.
Wetstein Pfister, zo blijkt, tekende met grote precisie en oriënteerde zich altijd ter plekke voordat hij aan een schilderij begon. Hij bezocht dus zelf altijd ‘de plaats delict‘ en ging als een rechercheur te werk. Op een website lees ik: “De tekenaar brengt zich steeds weer, zowel door studie ter plaatse als door gebruik van oude platen, zo goed mogelijk van de topografische situatie op de hoogte. Alle hoofdpersonen op zijn platen zijn identificeerbaar, hun aanwezigheid berust op onderzoek van bronnen en literatuur. Voor de uniformen en kleding kon de tekenaar te rade gaan bij zijn vriend, de schilder J. Hoynck van Papendrecht, een specialist op dit gebied.”
Raadsel opgelost.
Naschrift:
Niets zo mooi als de bekentenis van een dader. Na het oplossen van het raadsel, ontdek ik dit artikel in De Telegraaf. Het dateert uit 1935. En is geschreven door de vermaarde kunstcriticus Cornelis Veth. Hij bezoekt De Wetstein Pfister thuis en vertelt dat de schilder inmiddels op leeftijd is en het vak niet meer beroepsmatig beoefent. “Maar voor zijn plezier blijft hij vooral episoden uit het leven van Jacoba van Beieren tekenen en aquarelleren. De nu bijna zeventigjarige R. de Wetstein Pfister kan zich zoó verdiepen in het wel en wee (vooral wee) van Jacoba van Beieren, dat hij weleens de vierde man van deze onfortuinlijke vorstin genoemd wordt.”
Hieronder de schoolplaat ‘De aanhouding van prinses Wilhelmina aan de Goejanverwellesluis’.
