Als je in de buurt van een oeroude ruïne geboren bent, kan je geluk niet op.
Elke steen, verweerd en getekend door de tijd, spreekt dan tot je verbeelding. En daarom verzonnen wij, mijn vriendjes en ik, terwijl we bij de slotgracht van het oude kasteel van Schaesberg stonden, onze ridderverhalen die we vervolgens langs de waterkant uitbeeldden. Wij reisden door de tijd, met de onbereikbare burcht als decor.
Want het vervallen kasteel was ongenaakbaar, het water te diep. Tenzij het gevroren had. Terwijl andere mensen dan hun schaatsen onderbonden en rondjes om de bouwval maakten, konden wij eindelijk over het zwarte ijs naar de kasteelruïne lopen. Voetje voor voetje.
Naar het heilige der heilige.