Henk Poeder (1964) is een natuurmens. Met bewondering voor al het leven in de natuur, voor vogels, konijnen, herten en muizen. Hij is autodidact en wil voor iedereen toegankelijke werken maken. Poeder is telg van een heuse schildersfamilie. Zijn opa Hendrik Poeder (1897-1958) was een bekende schilder en illustrator van boeken. De man stierf in 1958, 6 jaar voordat Henk geboren werd. Henk heeft hem dus nooit gekend.
Van zijn vader leerde de kleine Henk het vak. Die was eigenlijk beroepsmilitair, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Dus ook hij kon het schilderen en tekenen niet laten. Zijn zoon Henk Poeder denkt trouwens, dat het niet zo zeer om het DNA gaat, dat doorgegeven wordt, maar om de context waarin je geboren wordt. “Met allemaal schilderijen om je heen, is het niet zo raar dat je zelf kunstenaar wordt.”
Die context wordt trouwens door zijn oom Jeni Poeder (de broer van zijn vader) prachtig beschreven in dit gedicht, gewijd aan opa Hendrik:
“Als kind heb ik veel op de vloer gespeeld
de vloer van de werkplaats van vader
en nooit heb ik mij een seconde verveeld
op die vloer van die werkplaats van vader
onder zijn tafel lag ik dan op mijn rug
te turen naar torenhoge ramen…
Ik vloog met de meeuwen mee in hun vlucht
langs de wolken die gingen en kwamen
Vlak naast me: zijn sandalen – licht roodbruin
als hij neuriënd zijn verf stond te mengen
Ik ruik nog de vleugen terpentijn
en de koffie die mamma kwam brengen
Ik hoor nog zijn verfkwasten op het doek
en het knerpen van de schildersezel
dan waren wij één, hij hoog – ik laag in mijn hoek
vreemd tijdloos in iedere vezel
En ineens zong hij, zoals alleen hij dat kon
Daar klinken de klokjes, daar glimlacht de zon.”
Volgens Henk Poeder begint ware schilderskunst bij impressionisme. Dat is de basis. En op die manier maakt hij zijn landschappen (en winterschilderijen), maar ook prachtige en zeer gewaardeerde stillevens.