Een prachtig wintergezicht bij ondergaande zon, geschilderd door Anton Karssen (1945-2019), met op de voorgrond Anton Pieck-achtige taferelen. We tellen drie dartele hondjes, zien verderop sneeuwballen gooiende kinderen, in het midden van het schilderij een koek-en-zopie tent waar juist iemand een stevige borrel achterover slaat. En dat alles met op de achtergrond een decor van gebouwen uit lang vervlogen tijden.
Als je de biografie van de Anton Karssen erop napluist, lees je dat hij al op jonge leeftijd zelf zijn eigen artistieke talent ontwikkelde. Hij had geen opleiding aan een kunstacademie genoten en wordt omschreven als een ware autodidact. Als een echte ‘selfmade man’ die, vanuit een sterke innerlijke motivatie, fraaie portretten, strand-, stads- en ijsgezichten maakte.
Maar klopt dit beeld van de eenling, de ‘self made man’ wel? Of is dit een typisch 21ste eeuwse manier van kijken naar kunstenaarschap. Een overschatting van het individu, het ego? Een evolutiebioloog zou in ieder geval bezwaar maken tegen deze zienswijze. Die zou betogen dat het schilderstalent van Anton overduidelijk in het DNA van zijn familie was opgeslagen.
Want een beroemde voorouder, de romantische schilder Kasparus Karsen (1810-1896), en zijn zoon Johann Eduard Karsen (1860-1941) gingen hem voor. De familietraditie gaat zelfs nog verder terug, want ook de oude Kasparus was, vroeg in de 19e eeuw, leerling van een andere schilder uit de talentvolle familie, zijn eigen oom George Pieter Westenberg (1791-1873), die op zijn beurt ook al een verdienstelijk schilder was.
Ik weet niet of Anton Karssen, de maker van dit wintergezicht, zich bewust was van die familielijn. Wel is zeker, dat hij zichzelf niet als een eenzame individualist zag, maar een sterke verbondenheid voelde met de kunstenaars uit het (verre) verleden. Toen, vlak na zijn dood, iemand in het zorgvuldig bijgehouden archief van Karsen dook, ontdekte hij een complete handgeschreven lijst van schilders die Karsen inspirerend had gevonden:
“L. Apol, J.E.H. Akkeringa, Fl. Arntzenius, H. van de Sande Bakhuyzen, B.J. Blommers 2 x, J.W. van Borselen, J. Bosboom, E. Boudin, G.H. Breitner 2x, E. Claus, E. Cortes 2 x, O. Eerelman, A. Eversen 3 x, P.J.C. Gabriel , Groninger ploeg, J. Hilverdink, B. de Hoog, A. Hulk, J.F. Hulk, I. Israels, J. Israels, W.G.F. Janssen, J.B. Jongkind, J. M.H. ten Kate, K. Karsen 2 x, J.S.H. Kever, L.J. Kleijn, J.C.K. Klinkenberg, J.B. Klombeek, B.C. Koekkoek, H. Koekkoek 2 x, J.H.B. Koekkoek, W. Koekkoek, F.M. Kruseman, Ch. Leickert 6 x, L. Loir, W. Maris, J.H. van Mastenbroek 2 x, H.W. Mesdag, Mirales, Munnings, Morgensterne Munthe, Musin, A. Neuhuys, C. Raaphorst, W. Roelofs 2 x, H. Ronner-Knip, , A. Schelfhout 4 x, J.F.C. Scherrewitz,, J. Sluijters, L. Soonius, C. Springer 2 x, J.F. Spohler, J.J. en J.J.C. Spohler, J. van Strij 2 x, J. Zoetelief Tromp, E. Verboeckhoven, A. Verhoesen, W. Verschuur, P.G. Vertin, C. Vreedenburgh, J. en J.H. Weissenbruch , A.J. van Wijngaerdt, H.J. Wolter.”
De opsomming leest als een DNA-code. Gemaakt door een kunstenaar die zich rekenschap geeft van zijn inspiratiebronnen. Die dus niet doet alsof hij origineel is, anders dan anderen. Maar zichzelf plaatst in een eeuwenoude traditie, tussen andere schilders met wie hij zich verwant voelde.
Zielsverwant.