Anton van der Hoeven werd in 1940 in Rotterdam geboren. Hij heeft daar de Kunstacademie doorlopen en kreeg daarna privélessen van Jan van Well die gespecialiseerd was in de weergave van fantastische wolkenluchten.
De winterlandschappen van Anton van der Hoeven zijn paradoxaal. Hij schildert raaie en transparante Hollandse luchten die in eerste instantie een Anton Pieck-achtige knusheid oproepen. Maar kijk je wat beter, dan zie je op zijn doeken fijn getekende figuurtjes, schaatsers die stuk voor stuk op gedrochten lijken. Ze zijn gebocheld en hebben kuiten die bijna op exploderen staan.
Hij schildert zijn schaatsers altijd van de rugzijde, terwijl ze over het donkerblauwe ijs voortglijden. Ze zwoegen, slepen takkenbossen achter zich aan of duwen zwaarbeladen sleden voor zich uit en beleven weinig plezier van het schaatsen.
De zwaartekracht van Moeder Aarde lijkt alles naar beneden te willen trekken: de voorovergebogen mensen, de vogels die laag over de grond scheren, de bomen waarvan de takken neerwaarts groeien en ook de huizen die steevast op instorten lijken te staan. Zelfs de kerktoren in de verte doet moeite om overeind te blijven staan.
