“Zijn wintergezichten zijn echt koud”, wordt van de schilderijen van Charles Leickert gezegd. Hij was een van oorsprong Belgische kunstenaar, gespecialiseerd in Hollandse landschappen. Als kind woonde Charles in Den Haag, waar zijn vader kamerdienaar was van de Koning Willem I. In 1839 ging hij in de leer bij de beroemdste van alle winterschilders Schelfhout die in hoog aanzien stond bij de vorst.
Leickerts faam groeide met de jaren. Op de talrijke exposities waar zijn werk in de 19e eeuw tentoongesteld werd, bestudeerde menig amateurschilder of beginnend kunstenaar nauwgezet zijn schilderijen in een poging het genius van de meester te doorgronden.
Een van hen was Jan Albert Sardeman (1861-1945). Hij moet een groot talent geweest zijn, getuige het vakmanschap waarmee hij dit schilderij maakte.
Helaas heb ik slechts één ander schilderij van Sardeman kunnen ontdekken. Het werd jaren geleden aangeboden bij een Amerikaans veilinghuis in Cleveland, Ohio.
Er is weinig over Jan Albert Sardeman, de maker van het winterlandschap, bekend. Wel dat hij in 1861 geboren werd in de Amsterdamse Jordaan, op de Rozengracht 68. Naast de Sardemans woonde op nummer 66, destijds een bekende familie van tafelzilversmeden, de Helwegs. In het achterhuis van deze familie werkte de fameuze kunstenaar Jozef Israels. Al in 1862, Jan Albert was amper ėėn jaar, was de beroemdheid alweer vertrokken. Maar jaren later, in 1889, huurde de jonge schilder Ferdinand Hart Nibbrig (die bevriend was met Vincent van Gogh) het atelier van Jozef Israels. Vier jaar lang schilderde Ferdinand hier voornamelijk types uit de Jordaan en de Jodenbuurt. Daarnaast bezocht hij de avondlessen aan de Rijksacademie, samen met zijn vriend Adriaan Roland Holst.
Zou zijn buurjongen op nummer 68, de jonge Jan Albert Sardeman, wellicht bij hem in de leer zijn geweest? Of af en toe langsgekomen zijn om iets op te steken van de schilderkunst?
De Rozengracht was kennelijk zeer populair onder schilders. Meindert Hobbema, Adam Pynacker, Ludolf Bakhuizen, Jan Abrahamsz. van Beerstraten, Jan Gerritsz. van Bronckhorst en Johannes Lingelbach woonden en werkten hier. En, niet onbelangrijk, Rembrandt van Rijn bracht er de laatste 13 jaar van zijn leven door.
Sardeman had onmiskenbaar schildertalent, dat is aan het afgebeelde winterlandschap duidelijk te zien. Maar hij heeft er nooit zijn vak van gemaakt. Aanvankelijk verdiende hij de kost als diamantbewerker. Na verloop van tijd wist hij zich op te werken tot diamanthandelaar. In Amsterdam, het wereldcentrum van de diamantindustrie, werkten in die tijd meer dan 10.000 mensen in deze industrietak. Het was, die door de uitvinding van de stoommachine, een moderne bedrijfstak die een enorme vlucht genomen had.
Sardeman heeft het hier afgebeelde schilderij rond 1880 geschilderd, toen hij als Amsterdamse diamantbewerker werkzaam was in dit industriële bedrijf. Bijzonder is, dat hij zich, toen hij schilderij maakte, liet inspireren door een romantisch winterlandschap van de schilder Charles Leickert. Het oeuvre van deze leerling van de beroemde winterschilder Andreas Schelfhout bestaat vooral uit afbeeldingen van vervallen, oude stadjes, windmolens, poortgebouwen en kastelen. Van landschappen die door de opkomende industrialisatie voorgoed dreigden te verdwijnen. Die weemoedig stemmen.
Toen het schilderij af was, zette de diamantbewerker zijn naam onder het kunstwerk met daaronder ‘n(aar) Leickert’. Goudeerlijk en zonder te pronken met andermans veren.