Je hebt amateurfotografen die op vakantie duizend foto’s maken, waarvan er uiteindelijk altijd wel een briljant is. ‘A lucky shot’, letterlijk. Bij de veelschilder en massaproducent Frits Meijer is dat misschien ook het geval. De man moet inmiddels honderden schilderijen gemaakt hebben en ik vermoed dat er in heel wat Nederlandse en buitenlandse huiskamers werken van zijn hand hangen. Maar eerlijk is eerlijk, af en toe slaagt hij erin een mooi wintergezicht te produceren. Want dat is het wel bij hem: productie.
Frits maakt zijn schilderijen helemaal in lijn met de winterlandschappen van de negentiende eeuwse kunstenaar Schelfhout. Ook Schelfhout (1787-1870) was een veelschilder, maar hij maakte het niet zo bont als zijn twintigste eeuwse navolger Meijer.
Bovendien steken de winterlandschappen van Schelfhout met kop en schouder uit boven die van Frits Meijer, en van welke andere schilder dan ook. Het ‘ijs’ was zijn absolute handelsmerk. Het is bij Schelfhout glashard, doorschijnend, bekrast met scheuren en schaatssporen. Soms zelfs ‘echter’ weergegeven dan ijs er in werkelijkheid uitziet. Omdat Schelfhout het archetype heeft doorgrond?
Niemand, ook zijn beroemde leerlingen Leickert, Hoppenbrouwers en Spohler niet, was in staat het ‘ijs’ van Schelfhout te evenaren.
Rond 1850 was hij de meest gevierde schilder van ons land. Ook Thorbecke, de aartsvader van onze democratie, had een schilderij van hem in huis hangen, evenals de koningen Willem I, II en III. Die laatste, Willem III dus, was zelfs frequent in zijn Haagse atelier te gast en dat gold ook voor zijn vrouw, koningin Sophia. De schilder ontving tijdens zijn leven twee koninklijke onderscheidingen, hoewel hij “een schrikkelijk ongemanierd, onbeschaafd mannetje”, zou zijn geweest, “pratende met een allerplats Haagsch accent”. Toch kon vooral koningin Sophia geweldig ervan genieten als Schelfhout in zijn atelier haar koninklijke echtgenoot Willem, een houwdegen eerste klasse, persifleerde. Ze schaterde dan van het lachen.
De koning was hier zelf uiteraard nooit bij en dat was maar goed ook.
Achteraf beschouwd was Schelfhout, behalve een begenadigd schilder, ook een gewiekste marketing-man. Hij schilderde in het begin van zijn carrière amper wintergezichten. Dat veranderde toen hij in 1818 voor een reeks van 4 landschappen – over de vier jaargetijden – tot zijn eigen verbazing juist lof oogstte voor het wintergezicht. Een kunstrecensent schreef: “Zijn winter zal ik niet licht vergeten. De speling van de sneeuw en zon, tusschen het groen der sparren en het dikke zand, deze waren recht meesterlijk. De overige Getijden, hoe verdienstelijk, waren zeker iets minder”.
Deze prijs was niet alleen een ‘eye opener’ voor Schelfhout, maar vooral een aansporing om een veelheid aan winterlandschappen te gaan maken. Nu hij besefte dat deze werken goed in de markt lagen, ging hij er zich in specialiseren.
De man kon er goed van leven. Dat nam niet weg dat hij iedere gelegenheid te baat nam om toch een extra centje bij te verdienen. Zelfs tijdens het theedrinken maakte hij ‘bevallige teekeningen’ waarvoor men grif 25 gulden betaalde.
Dat deed de kassa in huize Schelfhout menigmaal rinkelen.
Tijdens zijn leven en na zijn dood in 1870 hebben veel schilders de winterlandschappen van Schelfhout geïmiteerd. Tot op de dag van vandaag zijn er kunstenaars, onder wie Frits Meijer, in zijn trant winterlandschappen blijven schilderen. En, geheel in lijn met de meester, verkopen hun werken als zoete koekjes.