Ik weet niet wat Anton Karssen (1945-2019) wilde worden, maar het was in ieder geval geen ‘schilder’. Zijn oudste broer Aart, die op de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem studeerde, bracht hem echter ertoe te gaan schilderen. Terwijl die broer zelf uiteindelijk cartograaf werd, koos de autodidact Anton Karssen voor het schildersvak, dat hij inderdaad vele jaren lang als ‘vak’, als ‘ambacht dus, beoefende. Dat vakmanschap en zijn gevoel voor detail stralen van zijn kunstwerken af.
Een goede ambachtsman wil vooral leren. Daarom was Anton een echte veelvraat die alle kunststijlen verkende, waarbij hij eerst de renaissance-schilder Da Vinci volgde en daarna de fameuze 17e eeuwse kerkschilder Saenredam. Totdat hij rond zijn twintigste geraakt werd door de 19e eeuwse schilderijen van de Hollandse School. En hij ging bij al die, reeds lang overleden romantische grootmeesters, onder wie Schelfhout, Leickert en Springer ‘in de leer’. Karssen deed een poging hun techniek te doorgronden: hoe verbeeld je weemoed, nostalgie, verlangen naar een andere tijd? Hoe verbind je winterse kou aan gezelligheid en warmte? Wars van talrijke moderne kunststromingen, waarin vooral het genie en de originaliteit van de kunstenaar wordt geprezen, probeerde hij op te gaan in een eeuwenoude traditie. Want hij wilde deelgenoot zijn van een groot verhaal en herkende zichzelf in de passie en bezieling van schilders van weleer.
Toen hij gestorven was, ontdekte men in zijn atelier een lange lijst met namen van schilders aan wie hij schatplichtig was. Zijn leermeesters, die waarschijnlijk trots op hun leerling zouden zijn geweest.