Ik keek door het raam en zag de tv van onze overburen. Wat zij precies op het scherm zagen, weet ik nog steeds niet. Daarvoor was de afstand te groot. Maar mij viel wel op hoeveel beeldwisselingen er waren. Binnen tien seconden kreeg je minstens 15 ‘shots’ te zien die zich, op deze afstand, voordeden als lichtflitsen.
Het heden overspoelt ons met beelden, maar het lijkt erop alsof we steeds minder zien.
Het dwingt je tot nauwkeurig kijken, want het is een heel precies werkje. Toen restaurateurs van Museum Boijmans van Beuningen het schilderij ‘IJsgezicht’ van de vroeg-17e eeuwse kunstenaar Avercamp (1585-1634) opknapten, namen ze elke vierkante millimeter onder de loep. En ze deden een ontdekking.
Wat bleek? Eerdere restaurateurs, hun voorgangers dus uit de 19e eeuw eeuw, hadden op twee plekken ‘correcties’ op het oorspronkelijke werk aangebracht. Op de achtergrond hadden ze streepjes overschilderd. Kennelijk dachten ze dat Avercamp hier een foutje had gemaakt en te groot uitgevallen rietstengels had geschilderd. Ook op de voorgrond hadden de 19e eeuwse restaurateurs verder een ‘raar’ uitsteeksel op een vrouwenhoed verwijderd. Want ook die afwijkende vorm kon men niet ‘thuisbrengen’.
Het schilderij van Avercamp hangt nu weer mooi te wezen in het Boijmans. Door eigentijdse restaurateurs is het helemaal teruggebracht in de oorspronkelijke staat. Overschilderingen uit de 19e eeuw zijn verwijderd, want de staketsels aan de horizon blijken, na nauwkeurige observatie, geen mislukte rietstengels te zijn maar galgen, waaraan nota bene nog veroordeelde misdadigers hangen. En de rare uitstulping op de vrouwenhoed is geen uitglijder van Avercamp, maar een modeverschijnsel uit de zeventiende eeuw. Vrouwen van goede komaf kleedden zich in die tijd in een ‘Brabantse huik’, een mouwloze mantel van wollen stof die op het hoofd gedragen werd. De huik werd op de kruin bevestigd met een houten knop.
In de koude zeventiende eeuw (we zitten dan midden in de Kleine IJstijd) werd zo’n huik gedragen tijdens guur weer. Het was dus een warm en lichaamsbedekkend kledingstuk, tegelijkertijd mantel en hoofddoek.
Avercamp is de maker van dit prachtwerk. In zijn jeugdjaren schaatste hij op de vele bevroren wateren rond de stad Kampen. Die tochten moeten een verpletterende indruk op hem hebben gemaakt. Het kind heeft al die impressies in zijn geheugen opgeslagen om er later in zijn leven schilderijen van te maken.
Hij kon goed tekenen en de kleine Avercamp kreeg les van een plaatselijke kunstschilder om zich verder in de schilderkunst te bekwamen. Helaas kwam er plotseling een einde aan die lessen. Een pestepidemie kostte zijn vader, twee broertjes en uiteindelijk ook zijn leermeester het leven. En daarom vertrok hij naar Amsterdam om daar in de leer te gaan bij Vlaamse schilders, die gevlucht waren voor de Spaanse bezetters. Zo maakte Avercamp als jongeman voor het eerst kennis met de werken van de Vlaamse kunstenaar Pieter Bruegel de Oude, de eerste schilder van winterlandschappen in de Lage Landen. Precies in die traditie ging hij voort en zo werd Avercamp feitelijk de eerste Noord-Nederlandse schilder van dit genre. Hét grote voorbeeld voor alle winterschilders van de Gouden Eeuw.
Avercamp toont ons in zijn werken, vaak vanuit vogelperspectief, ijsvlaktes waar mensen zich vermaken, handelaren hun koopwaar op sledes voortduwen, hengelaars een vis proberen te verschalken en zwervers kouwelijk rondscharrelen. Op zijn schilderijen trekt een wereld aan ons voorbij. Arm en rijk, kind en volwassene, man en vrouw, harde werker en feestganger. En behalve de levenden, vereeuwigt hij op dit schilderij althans ook nog eens de doden. Elk werk van zijn hand was een visueel spektakel van de eerste orde. Was zijn handicap misschien een voordeel? Want ‘de stomme van Kampen’, zoals zijn bijnaam luidde was ‘doofstom’.
Avercamp hoorde niks en sprak nooit, maar misschien zag hij meer dan wie dan ook.
Naschrift:
Het hierboven getoonde werk is van een 19e eeuwse navolger van Avercamp. Met grote zekerheid is het toegeschreven aan Otto Eerelman (1839-1926), een beroemde schilder van dierentaferelen. Hij kopieert op deze aquarel het werk van Avercamp nauwgezet. Ook hier zijn bijvoorbeeld de galgen (links in de verte) goed zichtbaar. En we zien twee vrouwen die een huik dragen. Toch zijn er verschillen met het oorspronkelijke 17e eeuwse werk van Avercamp. Zo toont Avercamp helemaal rechts op zijn ‘IJsgezicht’ een plassend mannetje. Eerelman laat dat achterwege, misschien omdat hij het in de streng-zedelijke Victoriaanse Tijd niet wenselijk achtte iets dergelijks af te beelden? Het paard dat de slee voorttrekt, wijkt het meeste af van Avercamps oorspronkelijke weergave. Otto Eerelman, die de beste paardenschilder van zijn tijd wordt genoemd, probeert hier overduidelijk Avercamp te overtreffen. Het lijkt er zelfs op dat Eerelman, anders dan zijn 17e eeuwse voorganger, het paard tot hoofdpersoon van zijn schilderij heeft gemaakt. Iets dergelijks deed Eerelman vele jaren later nog eens, toen hij in opdracht van de stad Groningen ‘De Paardenkeuring’ schilderde, ook wel ‘de Nachtwacht van het Noorden’ genoemd. Hij beeldde daarop talrijke bekende persoonlijkheden uit het Noorden af. Maar centraal op het doek schilderde hij een prachtig wit paard.
Hieronder is trouwens het origineel van Avercamp te zien.