Kun je iemand die alweer een tijdje geleden gestorven is opnieuw tot leven wekken? De krantenartikelen over de schilder Herman Bogman (1890-1975) zijn mij niet echt behulpzaam. Ze zijn doods. Vertellen iets over zijn geboorte- en sterfdatum, sommen de titels op van kunstwerken en tentoonstellingen in de verschillende steden van het land, vertellen welke buitenlanden de schilder zoal in zijn leven heeft bezocht. Wat zijn werken waard zijn in de markt. En dat zijn vader, van wie hij les kreeg, vooral koeien schilderde. Maar het blijft allemaal feitelijk en nietszeggend. En het wordt zelfs storend als een journalist, met de air van een kunstcriticus, zich een oordeel aanmatigt over het werk van Herman Bogman. Dan stuit je op onbegrijpelijke en zelfs kromme zinnen als:
“Hij heeft voordracht en vooral een juist en fijn coloriet.”
Of: “De tegenstelling tussen blanke en donkere partijen blijkt in verrassend zuiver evenwicht verenigd met een vloeiende, aan het einde der perspectivische wijking als in het licht verdampende toon.”
Het is duidelijk: menig journalist, al dan niet in de gedaante van een kunstcriticus, weet vaak de woorden niet te vinden om de schilder recht te doen.
Een kind weet beter.
In mijn speurtocht naar het reilen en zeilen van Herman Bogman, stuit ik op een filmopname, gemaakt ter gelegenheid van een tentoonstelling van zijn werk in 2016. Een typische Hagenees, de gepensioneerde handelaar in ‘damesstoffen’ Fred Klomp, komt in die opname uitvoerig aan het woord. Deze oude heer weet met zijn jeugdherinneringen Bogman beetje bij beetje tot leven te wekken.
Zo horen we Fred Klomp met jongensachtige bravoure vertellen hoe hij, als kind, zijn vader vergezelde naar veilingen van het Haagse ‘Venduehuis der Notarissen’, waar hij dan, in opdracht van zijn vader, mocht meebieden. Als hij zijn vingertje omhoog stak, durfden de andere aanwezigen in de zaal niet tegen hem op te bieden. Dat vonden ze gênant, dus haalde het kind alle schilderijen binnen waar zijn vader zijn zinnen op had gezet. En als twee samenzweerders togen ze dan in de auto, dolgelukkig met hun buit, huiswaarts.
Ze aasden vooral op het werk van Bogman.
En nu is de inmiddels 70-jarige Klomp nog steeds een verwoed verzamelaar van de kunstwerken van Herman Bogman. Terwijl we hem in de filmopname liefdevol de schilderijen voor de tentoonstelling zien ophangen, praat hij honderduit over zijn passie. Klomps ogen glinsteren als hij vertelt hoe zijn vader hem op een gegeven moment meeneemt naar het huis van de schilder Bogman. Het kleine kind ziet gefascineerd hoe de man in zijn atelier aan het werk is, bij het maken van een stilleven van dode vissen op een bord: “Hij heeft regelmatig met een wasknijper op zijn neus gezeten om uiteindelijk het stilleven perfect neer te zetten op het maagdelijk papier.”
Ook gebeurt het wel eens dat Bogmans vrouw boodschappen heeft gedaan en met een netje groenten naar binnen komt. “Dan ‘arresteert’ Bogman de groenten: ‘Daar ga ik een aquarel van maken!’ “Nee, dat kan niet’, zegt zijn vrouw, ’dat is voor het avondeten’. ‘Dan eten we maar wat anders’, is het antwoord van de schilder.”
Door zijn veelvuldige bezoeken aan Bogman en vooral ook door zijn open blik en warme herinneringen, kan de 70-jarige verzamelaar Klomp, ons méér vertellen over de unieke werkwijze van de schilder dan welke journalist of kunstcriticus dan ook. “Jarenlang werkt Bogman aan hetzelfde tafeltje. Het licht komt van rechts, de schaduw altijd van links. Tegen zessen draait hij zijn stoel om en gaat aan de eettafel zitten. Er wordt niet gesproken, er wordt over het schilderij nagedacht. En na het avondeten draait hij zijn stoel weer om. Minutenlang taxeert hij het kunstwerk, met de armen over elkaar heen, met de gedachte spelend: moet ik het nog een ‘aspirientje’ geven? Waarop zijn vrouw zegt: ‘Herman, het is genoeg voor vandaag’.”
“In totale rust was hij aan het schilderen. Als hij in de verte een tram hoorde aankomen, of spelende kinderen, werd zijn penseel neergelegd tot het muis- en muisstil werd.”
In een hoekje van onze huiskamer hangt een schilderij van Herman Bogman. Dankzij een oude man die het kind in zichzelf liet spreken, weet ik nu hoe het tot stand gekomen is. In stilte dus. En dat straalt het ook uit: absolute rust.