Laat ons eens door de ogen van een tijdgenoot naar de schilder van dit wintergezicht kijken. Een krantenbericht in ‘Het nieuws van den dag’ uit 1902 biedt ons daartoe de gelegenheid. De verslaggever schrijft:
“De vaderlandsche kunst onzer dagen heeft weer een droevig verlies geleden. De landschapschilder Hendrik Otto van Thol is ten gevolge van een ongeluk met het rijwiel onverwacht aan de rangen onzer kunstenaars ontvallen. Hij was slechts 42 jaren en nog maar weinig jaren geleden gehuwd met de talentvolle schilderes Aletta Ruysch.’
Het is dus een droevig bericht. Het artikel vervolgt:
“Zij woonden in het landelijke Nunspeet, doch eenmaal per week gaf Van Thol eenige lessen in zijn vroegere woonplaats Den Haag. Op zulk een dag moest hem dan het ongeluk overkomen.”
Dan volgt er een persoonlijke noot van de verslaggever:
“Sedert jaren reeds was de kunst van dezen, toen nog jongen artist mij zeer sympathiek. Het sneeuwlandschap vooral, wist hij met zeer veel talent te vertolken. Vele van die wintergezichten overtreffen in fijn gevoel de kunst van beroemde meesters.”
Na deze loftuitingen aan het adres van de overleden kunstenaar, volgt een kritische sneer in de richting van de kunstbroeders van Van Thol:
“Hij verviel niet in het zwak van sommige natuurvertolkers, die iets slaps en krachteloos, of iets alledaagsch in hun grootere doeken vertoonen. Van Thol was een man van smaak in de keuze zijner onderwerpen en in zijn stijl en compositie. In zijn toonvolle witten van sneeuw is een groote aantrekkelijkheid en de tegenstellingen met het bruine, rossige kreupelhout en de groenbemoste beukenstammen boeiden door de harmonie van kleur.”
De verslaggever heeft kennelijk nog een appeltje te schillen, nu met kunstenaars in Duitsland.
“Wie weet, of Van Thol het niet nog veel verder gebracht zou hebben, want zijn talent was er een, dat zich geleidelijk tot iets groots had kunnen ontwikkelen. En dat het niet zoo gemakkelijk is het sneeuwlandschap te vertolken, bleek mij nog deze voorzomer op een kunstreisje door Duitschland en Oostenrijk. Zowel in de moderne musea als op de tentoonstellingen stond men meestal verbaasd, hoe nuchter-gevoelloos, ja, valsch van kleur, de sneeuw door Duitschers haast altijd vertolkt wordt.”
Na deze sneer naar onze Oosterburen sluit de verslaggever het bericht uiteindelijk toch waardig af:
“De dood van Van Thol noem ik een gevoelig verlies voor de Nederlandsche landschapschilderkunst.”