Dit schilderij heet ‘Huisje en boot aan een bevroren plas op een donkere winterdag, 1852’. Een titel die het kunstwerk waarschijnlijk, lang nadat het gemaakt werd, heeft gekregen. Want toen ik het schilderijtje schoonmaakte (en de bruine nicotine-aanslag verwijderde) bleek er een fraai Rembrandtesk tafereel tevoorschijn te komen. Een mooi spel van licht en donker, waarbij de bewolkte hemel een prachtig contrast vormt met de oplichtende sneeuw.
Het is dus in 1852 geschilderd. Wat voor ons, kinderen van de 20ste en 21ste eeuw als uitzonderlijk geldt, was voor de schilder Adrianus Petrus Hendrikus Wilbers (1818-1887) de normaalste zaak van de wereld. Strenge winters waren in zijn tijd, en vooral in zijn jeugd, een normaal natuurverschijnsel. Pas veel later ontdekten wetenschappers dat de winters in de periode 1550-1850 uitzonderlijk koud waren. Er was, volgens hun, zelfs sprake van een ‘Kleine IJstijd’.
Precies in die 300 ijzige jaren zijn de meest wonderlijke schilderijen ontstaan die uniek zijn in de wereld. En die nog steeds veel kunstenaars inspireren. Nu was 1852 een uitgesproken zachte winter. Toen Wilbers in dat jaar dit schilderij maakte, was de Kleine IJstijd (die duurde van 1550 tot 1850) ‘formeel’ afgelopen. De man had daar natuurlijk geen weet van. En hij zal geen moeite hebben gehad, ondanks de milde winter van dat jaar, de ijzige sfeer van een strenge winter op het doek te vereeuwigen.
Hij zat immers boordevol jeugdherinneringen aan ijskoude winters.
Naschrift:
Over Adrianus Petrus Hendrikus Wilbers is weinig bekend. Wel dat hij met zijn schildersezel vaak op het strand van Scheveningen te vinden was, waar hij strandgezichten maakte van vissers en schepen. En dat hij van beroep beambte was, werkzaam bij de Staatsspoorwegen. Daarvoor blijkt hij, in Den Haag en ook in Friesland, actief te zijn geweest als huisschilder. Die combinatie van huis- en kunstschilder was in de 19e eeuw niet ongewoon. Want in de ijskoude 19e eeuwse winters zat menig huisschilder in dat seizoen zonder werk. In die periode van gedwongen werkloosheid beoefenden velen het ambacht van kunstschilder. En zo ontstonden vervolgens, dankzij hun bekwaamheid met het penseel, de mooiste kunstwerken.
In onze tijd is zo’n combinatie van huis-m en kunstschilder ondenkbaar, maar toentertijd zag men kunstschilders inderdaad als mensen die een ambacht uitoefenden. Een vakmanschap dat door door schilders vaak van vader op zoon werd doorgegeven. En zo ontstonden schilderfamilies, zoals bij de familie Koekkoek en Hulk het geval was.
Zoals gezegd, er is weinig over Wilbers bekend. Wel weten we dat hij in 1855, op 37 jarige leeftijd, in Den Haag trouwde met de 33 jaar oude Elisabeth Keijzer. Bij de voltrekking van het huwelijk waren twee bevriende Haagse kunstenaars aanwezig, de in society-kringen destijds bekende portret-schilder Alexander Valois (die ook in opdracht van koning Willem III werkte) en dierschilder Antonie Offermans.
Ook in de archieven van de Rechtbank van Leeuwarden duikt een zekere ‘Petrus Adrianus Hendrikus Wilbers’ op, die in 1870 door het Gerechtshof veroordeeld werd tot een gevangenisstraf van 6 maanden vanwege ‘misbruik van vertrouwen’. Of het dezelfde Wilbers is? Wie weet?
