Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ruimschoots buiten ons zicht, ergens hier ver vandaan op de Balkan, woonde in een dorp aan de zuidflanken van het Alpenmassief een familie waarvan de kinderen buitengewoon getalenteerd waren.
De oudste zoon Maksim schopte het niet alleen tot hoogleraar, maar werd bovendien een vooraanstaand kunstkenner die zelf ook nog eens de sterren van de hemel schilderde. Zijn broer Janez Sedej (1910-1985) had ook talent, dat is zeker, maar op de een of andere manier duurde het tot na zijn pensionering voordat hij dat eindelijk zelf doorkreeg.
Janez, de jongere broer, had al die tijd als schoenmaker gewerkt in een groot bedrijf. Zijn oudere en zeer succesvolle broer Maksim, die natuurlijk druk bezig was met zijn eigen carrière, was het die Janez er eindelijk toe aanzette van schilderen een dagtaak te maken.
Maksim Jenez had gezien hoe zijn jongere broer, kennelijk in zijn vrije tijd, de werken van grote meesters had gekopieerd en drong er bij hem op aan zich verder te bekwamen in het schildersvak. En vooral op te houden met na-schilderen en nu eindelijk eens eigen werk te gaan maken.
Schoenmaker blijf bij je leest, moet Janez gedacht hebben. Dus schilderde hij vanaf dat moment alleen maar landschappen in zijn directe omgeving. Soms hoefde hij daarvoor niet eens naar buiten, omdat de landschappen van zijn jeugd in zijn geheugen gegrift stonden. Uiteindelijk is Janez begraven in een naburig veld, vlakbij zijn ouderlijk huis. Op het veld waar hij al van kinds af urenlang naar staarde.
Dit schilderij ademt een verstilde sfeer. We zien geen mensen van vlees en bloed. Alleen maar voetsporen. Zijn ze wellicht van hemzelf, van de schoenmaker die uiteindelijk ging schilderen?