Een winterlandschap gemaakt door ‘P. van Waasdijk‘. Die naam staat althans rechtsonder het schilderij vermeld. Helaas is over een kunstenaar met die naam niets terug te vinden. Hoogstwaarschijnlijk is het dus een pseudoniem van een vaardige schilder.
Want kenners zien gelijk dat het schilderij in feite door een navolger is gemaakt van de romantische schilder Frederik Marinus Kruseman (1816-1882). Hij schilderde in 1855 een identiek werk, getiteld ‘Winterlandschap met schaatsers op een bevroren vaart’. Kruseman behoorde, naast schilders als Schelfhout, Koekkoek, Leickert en Spohler tot de grote namen van de 19e eeuwse Hollandse School.
Dit schilderij is dus een zeer geslaagde kopie. En als de 20ste eeuwse kopiist het gewaagd had de naam van Kruseman er onder te zetten, was sprake geweest van een regelrechte vervalsing.
Daar waagde de navolger zich (terecht) niet aan. Want dan had hij/zij een misdrijf begaan, een strafbaar feit dus. Anderzijds durfde de kopiist het schilderij net zomin te signeren met zijn of haar eigen naam. Want dan zou de schilder zich aantoonbaar schuldig hebben gemaakt aan ‘plagiaat’. Ook dat is een strafbaar feit. Artikel 326b van het Wetboek van Strafrecht verbiedt “het valselijk plaatsen van enige naam of teken op een werk om daardoor aannemelijk te maken, dat dat werk zou zijn van de hand van degene wiens naam of teken hij daarop of daarin aanbracht.”
Heeft de (zeer bekwame) schilder, die zich achter de naam ‘P. van Waasdijk‘ verschuilt, daarom voor een nep-naam gekozen? Om op respectvolle wijze eer te bewijzen aan de oorspronkelijke 19e eeuwse schilder? Of om uit de gevangenis te blijven?
