Ik heb een crimineel aan de muur hangen, zo blijkt. Hoe ik dat weet? Heel eenvoudig, ik heb uitgezocht wie de persoon is die het schilderij gemaakt heeft.
Rechtsonder het kunstwerk heeft hij zijn naam geschreven: ‘Koos Voogt’.
In eerste instantie had ik nog nooit van de man gehoord. Daarom raadpleegde ik de website van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie. Het RKD is een prestigieus en internationaal gerenommeerd instituut. Al 90 jaar verzamelen deskundigen hier materiaal over kunstenaars. In een voor het publiek toegankelijke database worden de kunstenaars nader beschreven.
Het spreekt voor zich dat het voor elke schilder eervol is om in dit overzicht opgenomen te worden. Eeuwige roem valt je ten deel. Helaas geldt dat niet voor iedereen. ‘Mijn’ schilder wordt bijvoorbeeld aldus beschreven: “Voogt, Jacobus Arie Hermanus. Kwalificaties: schilder, vervalser.”
Ik kan me vergissen, maar volgens mij is ‘vervalser’ geen ere-titel. De RKD-website geeft zelfs expliciet aan wat we onder een ‘vervalser’ moeten verstaan: ”Een crimineel die iets imiteert met bedrog als oogmerk.”
Als je dit leest, kijk je onwillekeurig toch anders naar het schilderwerkje op je muur. Sneeuwlandschapje of niet, de schilder staat er vanaf nu gekleurd op. Tegelijkertijd raak ik ook geïntrigeerd door zo’n vervalser. Wat zijn de alledaagse bezigheden van zo’n man?
Dagblad Trouw sprak een paar jaar geleden met een meester-vervalser, een echte, want hij had er een half jaar voor in de bak gezeten. De verslaggever vroeg de man naar de receptuur van ‘het vak’:
“Een schilderij dat vijftig jaar geleden geschilderd moet zijn, dat moet er ook zo uitzien, ook aan de achterkant. Want dat is het eerste waar de expert naar kijkt. Verouderen is nog niet zo makkelijk. Daarvoor gebruikte ik wel doeken die ik op de rommelmarkt kocht, die schuurde ik een beetje af en daar deed ik dan mijn schilderij op. De zon werkt snel verouderend, je kunt een oventje pakken, het doek over de rand van de tafel heen en weer schuren, een hand stof erin gooien, stofzuigerzak, een beetje schoenpoets door de vernis. Zulk soort dingen.”
Het artikel in Trouw geeft meer van dit soort praktische tips en leest feitelijk als een handboek voor (aankomende) vervalsers. Tot slot stelt de journalist een wat meer diepzinnige vraag aan de vervalser:
“Waar beleeft u meer plezier aan?
Aan mijn eigen werk. Dat is van mezelf, daar ben ik helemaal vrij in. Als ik een Picasso maak of een Matisse, ben ik toch gehouden aan de stijl, de penseelvoering, de manier van denken van een ander. Voor mezelf werk ik met acrylverf in een theepot, met de tuit kan ik sturen, brede en dunne lijnen maken. Het is een manier van verf opbrengen waar geen penseel bij te pas komt. Daarvan kan niemand zeggen dat het op Karel Appel lijkt. Het is mijn eigen vinding, niemand heeft het eerder gedaan. Dat vind ik wel heel leuk, ja.”
Hoop doet leven. Mijn crimineel, Voogt dus, is weliswaar een vervalser, maar specifiek dit ene schilderijtje aan mijn muur blijkt toevallig ‘eigen werk’ van de man te zijn. Waarschijnlijk heeft hij het gemaakt toen hij even vrijaf had van zijn criminele activiteiten.
En even een moment voor zichzelf had.