
Linksboven zien we een vlot geschilderd miniatuurtje van Leen van Vugt, een in 1952 geboren Zeeuwse kunstschilder die niet alleen in zijn provincie maar ook in het Zuid-Hollandse Dordrecht zijn schilderijen exposeert. Hij heeft zich met name toegelegd op het schilderen van stillevens (van bloemen) en oud-Hollandse winterlandschappen.
Met dit kunstwerkje treedt Van Vugt in het voetspoor van de 19e eeuwse grootheid Charles Leickert, die al in 1854 zowat hetzelfde tafereel (rechtsboven) schilderde, getiteld ‘Stadsgezicht in de winter met schaatsers op het ijs’. De schaatsers die Van Vugt op zijn eigen schilderij toevoegde, wijken af van die van Leickert en zijn dus een eigen ‘bedenksel’. Maar de rest, de gebouwen links en het omringende landschap, kopieerde hij nauwgezet van zijn 19e eeuwse voorganger.
Is er daarom sprake van plagiaat, van na-aperij dus? Moeten we zijn ‘kunstwerk’ daarom kritisch bejegenen? Of is er ook een andere manier van kijken mogelijk?
Want het is opmerkelijk hoeveel moderne kunstenaars de werken van 19e eeuwse meesters kopieerden. En zich op die manier het vak, het ambacht van schilderen dus, eigen maakten. Of zelfs hun passie hervonden, die ze op formele opleidingen zoals kunstacademies waren kwijtgeraakt. Voorbeelden te over. Niet alleen Leen van Vugt, maar ook Willem van Roon, Anton Karssen, Leo Pors, Arie Herkelman en vele anderen bekwaamden zich in de schilderkunst door zich eerst te verdiepen in de werken van Schelfhout, Koekkoek, Kruseman, Leickert en andere kunstenaars uit de Hollandse Romantiek. Ze gingen als het ware bij hun 19e eeuwse voorgangers in de leer, zoals ook die schilders op hun beurt, zich de techniek van hun 17e eeuwse Hollandse voorgangers hadden eigen gemaakt. Want menig 19e eeuws kunstenaar, die later bejubeld zou worden als ‘grootmeester’, begon zijn carrière met het kopiëren van werken van schilders uit de Gouden Eeuw.
Landschapsschilders uit de Gouden Eeuw, onder wie Ruysdael, Hobbema en de gebroeders Van Ostade, hebben dus grote invloed gehad op hun latere kunstbroeders in de 19e eeuw. Vervolgens profiteerden daarvan heel wat moderne schilders uit de 20ste en 2s1ste eeuw.
Vele generaties van kunstenaar hebben dus houvast aan elkaar gehad.
Dwars door alle eeuwen heen.