
Eeuwenlang werden de katholieken in ons land onderdrukt, maar halverwege de 19e eeuw kwam daar verandering in. De Grondwet van 1848 maakte de gelijkberechtiging van katholieken mogelijk. Nu ze hun geloof weer in de openbaarheid mochten belijden, leidde dat tot een ware hausse in de bouw van kerken en katholieke instellingen, zoals scholen, patronaten en leeszalen. Anders dan de sobere protestantse kerken, waren de katholieke godshuizen en instellingen rijk gedecoreerd.
Werk in overvloed dus voor decorateurs en schilders van katholieke huize.
Gerard van der Heijden (1864-1939) was een van die productieve kunstenaars uit de hoogtijdagen van het rijke Roomse Leven. In het begin van zijn loopbaan maakte hij vooral levensgrote portretten van talrijke katholieke hoogwaardigheidsbekleders, onder wie aartsbisschop Van Rossum. Zijn roem strekte zich al gelijk tot ver buiten onze landsgrenzen uit. Zo hing in het gouvernementsgebouw van het Indische Batavia lange tijd een schilderij van zijn hand. Het was een enorm portret van luitenant-generaal Van Heutsz, de gouverneur van Atjeh. De man genoot destijds een heldenstatus, getuige een standbeeld van bevelhebber, dat in 1935 onthuld werd op het Olympia Plein in Amsterdam. Nu zitten ze met dat beeld in hun maag. De man beging namelijk talrijke oorlogsmisdaden bij de ‘pacificatie’ van Atjeh, waarbij duizenden doden vielen.
Juist daarvoor had Gerard van der Heijden een portret gemaakt van een andere Nederlandse bevelhebber, generaal Karel van der Heyden. Ook aan de handen van deze man kleefde bloed. Hij had de leiding over eerdere acties van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger in Atjeh, waarbij zeker 30.000 slachtoffers vielen. Desondanks was deze hoge militair, evenals Van Heutsz, een gevierde held, in het toenmalige Nederland althans. Zijn portret belandde in de ‘amusementszaal’ van de Koninklijke Militaire Academie in Breda, waar het als lichtend voorbeeld diende voor de officieren die daar werden opgeleid.
Naast levensgrote portretten van prominenten, maakte of restaureerde Gerard van der Heijden ook grote muurschilderingen. “Hij is een gedurige werker.. Als je ‘m tegenkomt heeft hij altijd weer iets nieuws, is hij ergens aan bezig of heeft hij iets af,” meldt het Dagblad van Noord-Brabant in 1904.
Naast portretten van prominente tijdgenoten, schilderde hij ook menig katholiek heilige uit het verre verleden. Zo komt er in 1923 in de Rooms-Katholieke Leeszaal van Schiedam een reusachtig schilderij van hem te hangen, waarop de Middeleeuwse heilige Lidwina is afgebeeld. Lidwina is de patroonheilige van Schiedam die op 15-jarige akelige verwondingen opliep door een val op het ijs. Omdat ze na een lange en moedig gedragen lijdensweg vele jaren later stierf, werd ze ook de patrones van schaatsers. Een afbeelding uit 1498 (het oudste ‘winterlandschap’ van Nederland!) toont de gewonde Lidwina, liggend op het ijs.
Van der Heijden schilderde overigens een ander fragment uit haar bestaan: hij toont de heilige Lidwina op haar sterfbed, terwijl ze wordt omringd door engelen en mensen. Een krantenartikel uit die tijd beschrijft dit schilderij uitvoerig:
“Rechts op de voorgrond ziet men een zondige vrouw. Van haar vertelt de geschiedenis, hoe ze met haar rozenhoedje (een bidsnoer) het gelaat aanraakte van St. Lidwina, dat ten gevolge daarvan, weldra minder glansde.” Een regelrechte vermaning, of om het positiever uit te drukken: een onverholen oproep voor een kuise levenswandel.
In 1939 stierf Gerard van der Heijden, rijk gedecoreerd met de pauselijke orde van de H. Sylvester en de zilveren medaille van paus Pius X, in Huize Buitenlust in het Brabantse dorp Sint Oedenrode. Misschien komt het door de neergang van het katholieke geloof, maar de man is in inmiddels in de vergetelheid geraakt. Maar het Dagblad van Noord-Brabant wijdde destijds een uitvoerig artikel aan de overledene. De kop erboven luidde: ”Schilder van internationale vermaardheid gestorven”.